Roel van Duijn – Verraad. De driehoek van een verzetsechtpaar en een SD-agent. ISBN 978-9461-538-66-6, 235 pagina’s, € 18,95. Soesterberg: Aspekt 2016.
‘Bevrijdingsverhaal’ over verraad en liefde tegen wil en dank.
Josti Reef, de eerste vrouw van de schrijver, vertelt haar man summier dat haar vader in het verzet zat. Details weet ze niet. Vragen stellen wil ze evenmin. Vele jaren later, na hun scheiding en de dood van haar beide ouders, vraagt ze Roel van Duijn toch naar het verhaal te gaan wroeten. Ze verschaft hem een paar aanwijzingen: ’1810 – SS – Vught – KZ-syndroom’ en ‘zij bevrijdde hem’. Daarmee moet hij het doen.
Er volgt een zoektocht langs families en instanties. En langzaam maar zeker worden de feiten duidelijk. Josti’s vader, Herman Reef, pleegt met een aantal medeverzetsstrijders in 1942 een aanslag op een spoorbaan waar die nacht een Wehrmachttrein zou rijden. Iemand verraadt hen en de aanslag mislukt. Reef en zijn vrienden, allemaal lid van de Twentse Hazemeijer-verzetsgroep worden opgepakt en komen eerst in kamp Amersfoort en later in SS-concentratiekamp Vught terecht. Hoe is het mogelijk dat zij die hel overleven?
Roel van Duijn (1943), ex-provo en icoon uit de jaren 60, gaf al eerder blijk van zijn fascinatie voor de oorlog. Hij vond in Amerika het oorlogsdagboek van zijn vader uit 1944. Daaruit bleek dat zijn vader die naar later zeggen ‘niets’ deed, wel degelijk actief was in het verzet. Hij schreef hierover Spitten voor de Moffen.
Roel had Josti altijd benijd om het verzetswerk van haar ouders en had er graag meer over gehoord. Maar zowel haar vader als haar moeder weigerde één woord tekst en uitleg te geven, alsof het verleden nog steeds op hun schouders drukte.
Als Herman Reef en zijn vrienden in kamp Amersfoort terechtkomen, is dat nog maar een voorproefje van de ellende die hen in Vught te wachten staat. De SS’ers waren beulen, mededogen kenden zij niet. Om een voorbeeld te geven: als een kampgenoot bij de kamparts komt omdat hij pijn in zijn vinger heeft, hakt deze hem een vingertop af onder de woorden Zo, nou heb je tenminste écht reden om naar de dokter te gaan.
Herman en een aantal anderen worden geselecteerd om bij het Philips Kommando te gaan werken. Het feit dat zij daar eenmaal per dag een goede maaltijd krijgen is voorlopig nog hun redding. Toch zit de dood hen op de hielen. Maar dan komt daar de dag dat Herman, tot zijn verbijstering, zijn vrouw Leen het kamp ziet binnenkomen, in gezelschap van een Hauptscharführer. Leen is naar de Sicherheitsdienst gegaan en heeft slinks haar Hollandse charmes ingezet om haar man te bevrijden. Dat lukt haar.
Na de oorlog wordt er over Leen geroddeld. Ze zou een moffenhoer zijn geweest. Dat zij met haar verzetswerk meerdere mannen gered heeft die anders gefusilleerd zouden zijn wordt achteloos terzijde geschoven. Voor Leen een gegeven dat haar levenslang dwarszit. Net zoals het Herman levenslang dwarszit dat hij op deze manier is vrijgekomen. Als ik op zo’n manier bevrijd ben, wil ik liever terug naar het kamp!, riep hij verontwaardigd. Zijn blijdschap over de vrijheid strijdt met zijn weerzin over de manier waarop Leen hem vrij heeft gekregen.
Van Duijn heeft een schitterend stuk historisch werk verricht en is daarbij in staat geweest de gevoelens van angst en twijfel, vreugde en afschuw levensecht te schetsen. Hij vond het belangrijk schoonmoeder Leen als moffenhoer te rehabiliteren. Daarin is hij ten volle geslaagd.
Een boek om ademloos uit te lezen.