Koster, Adrianus – De eenzame fietser. Insiders over de politieke loopbaan van Dries van Agt (1971-1982). 301 pagina’s, ISBN 978-90-5940-331-4, € 24,90. Culemborg: Van Duuren Media 2007.
Uiteraard kan ik mijn eigen boek niet recenseren. Bovendien hebben vele anderen dit in allerlei media gedaan.
Hieronder mijn speech bij de presentatie en het dankwoord van de heer van Agt. Later hoop ik nog de toespraak van Prof.dr. Cees Fasseur toe te voegen.
Toespraak van Adrianus Koster als auteur van De eenzame fietser, insiders over de politieke loopbaan van Dries van Agt (1971-1982)
bij de perspresentatie. Den Haag, Nieuwspoort, 28 november 2007.
Mijnheer de Jong, mijnheer Van Agt, mijnheer Fasseur, dames en heren
Op 16 juli 2002 sprak ik de heer Van Agt voor het eerst. Kort tevoren brainstormden mijn toenmalige decaan van de Faculteit der Sociale Wetenschappen aan de Vrije Universiteit van Amsterdam Andries Sanders en ik over het schrijven van een biografie over een Nederlands politicus. Opeens kwam Dries van Agt in mijn hoofd op en voor ik het wist had Andries alles voor me geregeld. Alleen van Agt wist nog van niets. Ik heb hem moeten verleiden, daarbij geholpen door het feit dat hij moeilijk nee kan zeggen. Het werd geen biografie, daar zijn drie andere mensen min of meer full time aan bezig. Ik beloofde de heer van Agt een leuk boek over zijn politieke carrière en dat boek is nu gereed. Ik heb er ruim vijf jaar parttime aan gewerkt, maar het zat bijna altijd in mijn systeem, om maar eens een anglicisme te gebruiken.
Waarom Van Agt? Affiniteit? Ik zal het niet ontkennen. Maar dat is niet genoeg. Deze tegen-wil-en-dank politicus, die zich niet liet sturen door de Haagse mores, was voor velen die hem alleen uit de media kenden een raadsel. Iemand die als jong minister de publieke opinie trotseerde door voor vrijlating van de drie van Breda te pleiten en langzaam maar zeker steeds populairder werd. Iemand die vaak lang wikte en woog, maar ook koelbloedigheid toonde als het erop aan kwam. Zoals bij de treinkaping in De Punt. Iemand die meewerkte aan de totstandkoming van het kabinet-den Uyl en daar als vicepremier zitting in nam, maar geen genoegen nam met de bijrol die de linkse meerderheid in dat kabinet het christendemocratische smaldeel had toegedicht. Een taaie onderhandelaar die in het eindspel van de krankzinnige kabinetsformatie van 1977 als overwinnaar te voorschijn kwam. Iemand die het premierschap niet heeft gezocht, maar eenmaal met dit ambt bekleed ervoor zorgde dat zijn kabinet de rit uitzat. Een man van stemmingen, die soms even een time-out nodig had om dan weer snel te recupereren. Iemand die niet tot ver over zijn houdbaarheidsdatum aan het pluche bleef kleven, maar voor het grote publiek onverwacht opstapte als partijleider en minister president. Een man die felle emoties opriep pro en contra. Dat kon een leuk onderzoek worden en dat werd het ook.
Veel mensen hebben aan de totstandkoming van mijn boek De eenzame fietser meegewerkt. Ik heb helaas nu de tijd niet om iedereen uitvoerig te bedanken. Dat gebeurt in mijn boek. Wel dank ik de hier aanwezige sleutelinformanten voor hun komst en met name Professor Cees Fasseur, voor zijn bereidwilligheid om straks het symbolische eerste exemplaar aan de heer van Agt aan te bieden. En dan natuurlijk de heer Van Agt zonder wiens eerst wat aarzelende en later steeds enthousiastere medewerking dit boek er in deze vorm niet zou zijn. Mijnheer van Agt: Ik ben blij dat u, ondanks een volle agenda, mij wellicht het meest kostbare geschenk hebt willen geven: uw tijd. Voor elk interview faxte ik u het thema toe en de daarbij voor de hand liggende vragen, zodat u alvast uw geheugen kon opfrissen. Daarna heb ik zo’n 100 pagina’s tekst door u laten autoriseren en dat hebt u met grote zorgvuldigheid gedaan. De correcties waren veelal niet inhoudelijk, maar op het gebied van de taal: het kon nog net iets mooier worden gezegd. Een en ander duurde soms wel erg lang, maar het zij u vergeven. Toen u nog eenmaal de gelegenheid kreeg de verschillende hoofdstukken door te fietsen was uw commentaar verrassend kort. Wilt u namens mij uw vrouw hartelijk danken voor haar steeds gastvrije onthaal. Ons contact was enerzijds professioneel, maar anderzijds ook warm en persoonlijk. Ik zal het missen.
De afgelopen dagen kreeg ik regelmatig de vraag voorgelegd wat nu het bijzondere aan dit boek is. Wat was nog niet bekend? Dat is voor mij moeilijk te beantwoorden, te meer daar ik ten tijde van het kabinet-den Uyl vele maanden op Malta verbleef en op dat moment me beroepsmatig met de plaatselijke politiek bezighield. Ik heb samen met de heer Van Agt en met de andere sleutelinformanten zijn politieke loopbaan doorgefietst en heb hen vervolgens aan het woord gelaten tijdens het vertellen van het verhaal. Het overschrijven van andere bronnen heb ik zo veel mogelijk vermeden, per slot van rekening ben ik al gepromoveerd. En zo kan dan de lezer met mij een kijkje achter de politieke schermen nemen dat normaliter alleen aan de insiders, en dan nog nooit volledig, is vergund. Daarom heb ik ervoor gekozen om veel details op te nemen. Maar ook om op een gegeven moment niet nog meer informanten te interviewen, omdat dat niet veel meer zou toevoegen.
Journalisten zoeken naar primeurs. Een paar suggesties. Is het al bekend dat Van Agt het na het tweede Mentendebat helemaal gehad had met de PvdA en dat min of meer tegelijkertijd Ruud Lubbers was afgeknapt op Joop den Uyl? Dat zij samen aan de Rotterdamse keukentafel van Lubbers de val van het kabinet-den Uyl overwogen? Dat Maarten Schakel ervoor zorgde dat de hele CDA-fractie het kabinet-Van Agt I een kans gaf? Dat Roelof Kruisinga niet vanwege de kruisraketten het veld moest ruimen? Dat Willem Aantjes met zichzelf liep te leuren voor een baantje na zijn gedwongen vertrek uit de politiek? En ik sluit niet uit dat u er al lezende nog meer uithaalt.
Ik hoef u niet te wijzen op de verschillende kwesties die in het boek behandeld worden. De verhouding met Joop den Uyl, door velen van commentaar voorzien met soms een reactie van Van Agt daarop, het verhinderen van de sluiting van Bloemenhove door Irene Vorrink, de affaire Menten, het ontslag van Glastra van Loon, de treinkaping bij de Punt, de slepende formatie van 1977 die uiteindelijk leidde tot het kabinet-Van Agt/Wiegel, het aftreden van minister van Financiën Frans Andriessen, de kruisrakettenkwestie, het onmogelijke kabinet Van Agt/den Uyl, het plotselinge aftreden van Agt en nog veel meer. Leest u zelf maar. En vergeet niet Van Agts soms kostelijke karakteristieken van zijn medepolitici achterin het boek, daar geplaatst om de verhaallijn niet te onderbreken.
Weet ik nu meer over Dries van Agt? Ja, dat mag ik wel zeggen. Allereerst is hij een jurist, volgens sommigen zelfs een eminent jurist. Dat is zijn kracht, maar ook zijn zwakte. In de politiek krijg je nu eenmaal niet altijd gelijk op grond van juridische argumenten. Ik noem als voorbeeld het voornemen tot vrijlating van de Drie van Breda
Maar heb ik Van Agt volledig in het snotje door te tamboereren op zijn jurist zijn? Nee. De man zit zo gecompliceerd in elkaar, dat hij mijns inziens alleen door degenen die dagelijks met hem omgaan, misschien alleen door zijn vrouw, helemaal te duiden is. Vind ik dat erg? Laat ik het zo zeggen. Ik had graag de puzzel volledig gelegd en antwoord op de vraag gekregen: Wil de ware Dries van Agt opstaan? Maar ik vraag mij af of hij zelf de ontbrekende stukjes weet te leggen. Misschien iets voor een goed gesprek bij een glaasje port?
Wel wil ik even stilstaan bij twee speculaties. De ene doet Van Agt zelf door te stellen dat zonder de treinkaping vlak voor de verkiezingen van 1977 het CDA wellicht bijna even sterk of zelfs even sterk als de PvdA uit de stembus was gekomen. Hoe had dan de formatie verlopen? Een prikkelende gedachte.
Een andere speculatie is geheel voor mijn rekening. Wat was er gebeurd als van Agt eind 1976 nee had gezegd tegen het overigens dringende verzoek om de lijsttrekker van het nog op te richten CDA te worden. Hij had namelijk een aanbod op zak om gouverneur van Limburg te worden. Zoals hij mij zelf zei: “Gouverneur, niet Commissaris van de Koningin. Bij Commissaris denk ik aan iemand met een pet met een bies.” Van Agt wilde graag en zijn echtgenote, geboren in Maastricht, ook. Maar toch werd hij lijsttrekker en bracht in zekere zin daarmee een offer. Maar stel dat hij dat niet had gedaan, de landspolitiek had verlaten en naar Limburg was afgereisd.
De plaats van Van Agt in onze vaderlandse geschiedenis was dan gereduceerd tot die van een opmerkelijke minister van Justitie, niet meer en niet minder. Men leze het oordeel van zijn secretaris generaal Albert Mulder.
De gevolgen voor het CDA zouden ernstiger zijn geweest. Dat werd dan weer overgeleverd aan het gekrakeel tussen Andriessen en Aantjes om het leiderschap. Geen van beide was aanvaardbaar voor de achterban van de ander. Van de overige christendemocratische ministers was Lubbers de meest aantrekkelijke kandidaat, maar hij was eigenlijk te jong en onervaren en het gevaar van afbranden, gesignaleerd door mevrouw Leyten hier aanwezig, was groot. De kans was groot geweest dat de drie partijen toch weer zelfstandig de verkiezingen moesten ingaan. Dat had uit kunnen lopen in verlies van KVP en ARP en een kleine winst van de CHU, want het kabinet-den Uyl was niet populair in onder de confessionele kiezers. Velen van hen zouden een toevlucht hebben gezocht bij de VVD, die dan de tweede partij was geworden. Toetreden tot een kabinet-Den Uyl II zou zelfmoord zijn geweest en dus had er dan in 1977 een kabinet-Wiegel gekomen. Ik ben benieuwd of de ontreddering de achterban had aangezet alsnog een snelle totstandkoming van het CDA te eisen.
Het is duidelijk de verdienste geweest van Van Agt dat het CDA redelijk zelfverzekerd van start is gegaan. Met zijn ethisch reveil hamerde hij decennia geleden al op waarden en normen. Tijdens de verkiezingscampagne werd hij als een held ingehaald, niet alleen bij de katholieken, maar ook bij de protestanten. Die achterban was blij verrast toen hij een stug onderhandelaar bleek te zijn tijdens de kabinetsformatie van 1977. Een nieuwe vernedering van de confessionelen stond hij niet toe. Als premier maakte hij de geesten rijp voor de noodzakelijke ombuigingen op sociaaleconomisch terrein. Jammer dat zijn eigen fractie hem daartoe niet het groene licht gaf. Van Agt zaaide en Lubbers zou later oogsten, nadat hij Bert de Vries de ‘loyalisten’ (die lastpakken zegt Van Agt) had laten kaltstellen. (Overigens waren de hervormingen van Lubbers ‘peanuts’ vergeleken met de sanering onder Balkenende II.)
Van Agt was geen partijman, maar hij heeft het CDA op de kaart gezet. Jammer dat zijn en mijn partij hem daar nooit publiekelijk de verdiende erkenning voor heeft gegeven. Juist nu hij op afstand van de partij is komen te staan zou een grootmoedig gebaar het CDA sieren.
De verdiensten voor Nederland? Van Agt heeft meer gedaan dan intelligent op de winkel passen. Na de verbeelding aan de macht was het hoog tijd voor realisme. Daarin moest hij opboksen tegen de radicale tijdgeest, maar hij gaf geen krimp. Hij heeft enkele briljante Kamerdebatten gevoerd en Nederland voor de NAVO behouden. Zijn tweede kabinet met Den Uyl was een fiasco en dat heeft hij laten gebeuren. Het volk moest maar zien dat er met Joop niet meer te regeren viel. Dat besef was overigens ook aanwezig bij de overige socialistische ministers, zo lees ik in het recente boek van Marvel van Dam. Als ik het rijtje ministers van Staat zie dan ontbreekt Van Agt daar mijns inziens. In dat rijtje staan wel een middelmatige minister van Justitie en de premier van het Sebrenica drama. Maar ja, helaas ga ik er niet over.
Mijn boek is geen hagiografie geworden. Verdiensten en feilen van de hoofdpersoon komen aan de orde. Het is kenmerkend voor hem dat hij zelf dat feilen soms ongevraagd onder mijn aandacht heeft gebracht. Deze chroniqueur heeft het allemaal opgetekend. Het was me een waar genoegen.
Dankwoord Dries van Agt bij de presentatie van het boek “De eenzame fietser” van dr. Adrianus Koster in Nieuwspoort, Den Haag 28 november 2007
Zojuist is mij een bijzondere eer te beurt gevallen. Uit de handen van ’s lands geschiedschrijver over Koningin, later Prinses Wilhelmina, Eenzaam (zij het niet alleen), is mij eenzame fietser een boek aangeboden over mijn grillen en fratsen in de nationale politiek in de jaren zeventig van de vorige eeuw. Maar dat professor Cees Fasseur deze geste heeft willen verrichten is mij zelfs meer dan een eer. Cees is immers een vriend. Beiden behorend tot de Stafafdeling Wetgeving Publiekrecht van het Ministerie van Justitie, werden wij ruim veertig jaar geleden door de reeds bij leven legendarisch geworden secretaris-generaal van het departement samen geposteerd in een pijpenla op de tweede etage van het statige gebouw van het ministerie aan het Haagse Plein. Fraai was die behuizing niet, comfortabel nog minder. Ik betwijfel zelfs of de inspecteurs van de arbo-wet, zou die toen al van kracht zijn geweest, ons verblijf in die kluis wel hadden toegelaten.
Maar het was een ideale locatie voor het vervaardigen van doorwrochte wetgevingsprodukten. Zoals de heilige Hieronymus zijn minutieuze vertalingen in het Latijn van onder meer het Oude Testament gemaakt heeft als heremiet in de woestijn en Friedrich Schiller zijn geciseleerde verzen schreef in een schemerig studeervertrek onder de walm van overrijp fruit, zo bedreven Cees en ik het metier van wetgeving in onze camera semi-obscura waar het daglicht maar beperkte toegang had en het gedruis van de stad bleef buitengesloten.
Maar een beklemmende stilte was er in ons kantoortje niet. Nergens ter wereld heb ik zoveel pret beleefd, zo onbedaarlijk gelachen als in onze catacombe. Cees Fasseur was de onderhoudendste causeur die men zich wensen kan. Vooral herinner ik mij zijn kostelijke anecdotes uit de parlementaire geschiedenis van de negentiende eeuw. Verhalen, citaten, kolderieke voorvallen en blatende retoriek. Veel teksten hadden betrekking op Nederlands-Indië. Verbale versnaperingen waren het naar hartelust.
In allerlei gestalten heb ik het algemeen belang mogen dienen: als ambtenaar op enkele departementen, als bewindsman op diverse posten. Mijn beste tijd heb ik op Justitie gehad, al bij al tien jaren, vier als ambtenaar en nadien zes als minister. Aan het laatste viel voor mij meer vreugde te beleven dan aan het ambt van minister-president. En van de Justitiejaren waren die met Cees Fasseur de plezantste.
Ik complimenteer de uitgever voor de kwaliteit van deze uitgave naar vormgeving en typografie. U hebt een fraai product geleverd.
Hulde aan de schrijver van dit boek. Dr. Adrianus (huiselijker: Ed) Koster heeft met noeste ijver en onversaagde volharding een kloek boek voortgebracht. Hij verdient het, veeleer dan de beschrevene, als eenzame zwoeger te worden gelauwerd. Zoveel vraaggesprekken registreren en uitziften op relevantie, zoveel vergaarde informatie integreren tot een compositie, dat moet een hels karwei zijn geweest, vergelijkbaar met de beklimming van een lange en steile col. Temeer dwingt deze prestatie respect af, omdat dr. Koster – die van huis uit geen historicus of politieke wetenschapper is maar antropoloog – deze tour de force alléén heeft volvoerd. Weliswaar heeft de auteur eerder al een aantal boeken op zijn naam gebracht maar die handelen over gans andere onderwerpen dan de politiek/parlementaire geschiedenis van Nederland. Tot dusver heeft Adrianus Koster zich vooral gemanifesteerd als een man met een encyclopedische kennis over Malta, de kleinste en een van de jongste lidstaten van de Europese Unie. Het is een dappere daad geweest van deze Malthezer ridder zich nu te begeven op het domein van de vaderlandse geschiedschrijving.
Met Europa heb ik in mijn ministeriële jaren heel wat te stellen gehad, het meest wel met het maken van arrangementen (EMS) die het pad naar de latere euro hebben geplaveid. En ook met de knokpartijen over de vaststelling van de Gemeenschapsbegroting en wat de lidstaten zouden moeten bijdragen aan de centrale pot. Maar het aardige van de groeiende macht van de Europese Raad was dat ook de positie van de minister-president in Nederland werd opgevijzeld. Van Europese integratie ben ik altijd een hartstochtelijke voorstander geweest en de taken van Europa-ambassadeur in Tokyo en Washington heb ik later dan ook met goesting vervuld.
In maart van dit jaar was er de viering van 50 jaar Verdragen van Rome. Maar een zorgeloos feest kon het niet zijn. De jubilerende EU is in een mid-life crisis, naar het voorkomt. Aan deze malaise is Nederland mede schuldig. In een afsluitende bijdrage aan het Koster-boek heb ik hierover iets geschreven. Eventjes ga ik nu mijzelf citeren. “Nederland is een van de stichters van wat intussen is uitgegroeid, in alle stadia met onze instemming, tot de Europese Unie. Het proces van Europese integratie is in de laatste jaren onevenwichtig verlopen: voorthollende verbreding zonder en zelfs ten koste van de noodzakelijke verdieping. Maar ook hiervoor is Nederland mede verantwoordelijk. Helaas heeft het Nederlandse electoraat zich afgewend van Europa. Wij zijn een navelstarend land geworden. Een enghartig nationalisme is in opmars. Aangezien zeer velen het besef missen dat Nederland in het licht van de geschiedenis van de mensheid pas eergisteren is begonnen, valt het hun moeilijk in te zien dat wij overmorgen zeer wel zouden kunnen leven in een ander bestel”.
Gezegd wordt vaak dat België een nijpend tekort heeft aan patriottisme. Dat kan zo wezen maar Nederland lijdt thans aan een overdaad ervan. Vier eeuwen geleden bestond Nederland nog nauwelijks. Frankrijk kreeg pas in de 15e eeuw gestalte, Engeland heeft een wat langere historie maar dan zonder Schotland, Ierland en Wales. België, Duitsland en Italië zijn producten uit de 19e eeuw. Hoe dan ook, geen enkele Europese staat heeft een levensduur langer dan een ademtocht van Moeder Aarde. Nationalisten zijn bijziend. Voor alle geslachten is de wereld het enige echte tehuis geweest.
Al een aantal jaren is in Nederland de stemming ten opzichte van integratie in Europa narrig. Die bokkigheid heeft geculmineerd in een verwerping bij referendum van het ontwerpverdrag tot vaststelling van een grondwet voor Europa. In Frankrijk is hetzelfde gebeurd, maar België en Luxemburg zijn verstandiger geweest en heel veel andere EU-landen ook. Met kunst en vliegwerk is onlangs een gewijzigd verdrag tot stand gebracht. Juridisch broddelwerk is het maar Europa kan er, zij het moeizaam, mee verder. Nederland en Frankrijk, alle twee founding fathers van het nieuwe Europa, hebben hun eigen creatie nodeloos beschadigd. Wij hadden een voorbeeld moeten nemen aan de grootmoedige geste van Koningin Beatrix die in een tafelrede in Maastricht, tijdens het Europese topberaad over de invoering van de euro, verklaarde dat zij haar beeldenaar op de Nederlandse gulden graag wilde prijsgeven ten behoeve van een gezamenlijke Europese munt.
Het wordt hoog tijd dit prevelement te beëindigen. Wat een vreugde is het voor mij vandaag zo velen terug te zien, de meesten na heel lange tijd, met wie ik in vorige fasen van mijn leven heb samengewerkt en aan wie ik nadien kostbare herinneringen bewaard heb. Ik begroet u in dankbaarheid en ik reik u een heilwens aan, vandaag in het Latijn, de taal die lang geleden al en door vele eeuwen heen de geletterden in heel Europa met elkaar verbonden heeft gehouden.
Vale, zeg ik tot ieder van u, amica, amice, iterumque vale!