Paul Lucardie & Gerrit Voerman – Populisten in de polder. ISBN 978-94-6105-704-4, 237 pagina’s, € 18,50. Amsterdam: Boom 2012.
Beschrijving en analyse van het populisme in Nederland, met speciale aandacht voor de
SP, Fortuyn, Verdonk en Wilders.
Volgens de auteurs, beiden verbonden aan het Documentatiecentrum Nederlandse Politieke Partijen (DNPP) van de Rijksuniversiteit Groningen, mag het populisme eenvoudige oplossingen verkondigen voor ingewikkelde problemen, het is echter niet minder complex dan andere politieke stromingen.
Het is frappant dat de tekst van dit boek twee dagen na de afscheiding van Hero Brinkman van de PVV van Geert Wilders en vlak voor de val van het kabinet-Rutte werd afgerond. Met alle begrip voor de auteurs, die ergens een punt moeten zetten, is een zo met de actualiteit verweven boek eigenlijk nooit ‘af’. Als er ooit een tweede druk mocht komen, dan ligt het voor de hand dat de zojuist gehouden verkiezingen van 12 september 2012 en de daaropvolgende kabinetsformatie tenminste een herziening van de hoofdstukken over de SP en de PVV noodzakelijk maakt.
Afbakening
Zoals het goede wetenschappers betaamt beginnen de auteurs met een afbakening van het begrip populisme. Zij omschrijven dit als ‘een dunne ideologie of wereldbeschouwing waarin de kloof tussen volk en elite centraal staat en waarin het volk als betrekkelijk homogeen wordt gezien en de elite wordt verdacht van het zelfzuchtig of corrupt najagen van eigen belangen. Om de kloof te dichten en de volkswil te laten zegevieren pleiten populisten doorgaans voor invoering van referendum en volksinitiatief, of directe verkiezing van bestuurders.’ Daarnaast zijn er nog een aantal andere kenmerken, die niet bij alle populistische partijen en politici voorkomen, maar niet onmisbaar zijn. De historicus Koen Vossen noemt ze ‘smaakversterkers’, ze kunnen een beweging sterker maken. Voorbeelden hiervan zijn het streven naar vormen van directe democratie en charismatisch leiderschap.
De auteurs vervolgen met een kort hoofdstuk over populistische momenten in de Nederlandse geschiedenis, waarin onder andere de Boerenpartij, D66 (een boerenpartij voor intellectuelen, die eveneens onvrede over het politieke bestel mobiliseerde), de Centrumpartij en de Centrumdemocraten de revue passeren. Vervolgens worden achtereenvolgens hoofdstukken gewijd aan de het populisme van de SP, het ‘politiek bij de mensen brengen’ van de ‘Leefbaren’, de ‘populistische profeet’ Pim Fortuyn en diens strijd tegen de politieke elite, Rita Verdonks strijd tegen de ‘partijbobo’s’ van de VVD en tenslotte Geert Wilders en de Partij voor de Vrijheid.
SP
Jan Marijnissen, jarenlang leider van de SP schaamde zich er niet voor als zijn partij ‘volks’ werd genoemd, maar wilde niet dat de SP populistisch werd genoemd, omdat men daar de opvattingen die men tegenkwam toetst aan de uitgangspunten van de partij. De wortels van de SP liggen in de maoïstische beweging in Nederland. Aanvankelijk beriep men zich op het marxisme-leninisme, ‘verrijkt met het denken van Mao’. Men ging uit van de klassiek populistische tweedeling tussen het goede volk en de immorele elite, waarvan later ook Fortuyn zich zou bedienen. Met de leus ‘Stem tegen’ voerde de partij populistische campagnes in de jaren negentig. Hoewel de partij zeker gepolijster is geworden is ook de huidige leider Emile Roemer volgens de auteurs niet vrij van populistische neigingen door het benadrukken van de tegenstelling tussen ‘de mensen’ en ‘de Haagse kliek’. Dit lijkt in de genen van de partij te zitten, die ook dankzij de uiterst linkse positie in het politieke bestel nog niet klaar lijkt te zijn voor deelname aan het landsbestuur.
De Leefbaren
Bij de gemeenteraadsverkiezingen van 1994 deed Leefbaar Hilversum van Jan Nagel en kornuiten zijn intrede en kreeg 8 van de 37 zetels. Dit succes vond navolging in andere gemeenten en in 1998 kreeg bijvoorbeeld Leefbaar Utrecht van de ‘welbespraakte en grofgebekte’ zanger Henk Westbroek 19% van de stemmen, meer dan de PvdA. De auteurs zien hem als ‘het prototype van een populistisch politicus’, een buitenstaander die felle kritiek spuide op het establishment, ook toen zijn eigen partij daartoe ging behoren met het leveren van drie wethouders. Het succes van de lokale leefbaren leidde tot de oprichting van Leefbaar Nederland in 2001. Na enig geharrewar werd Pim Fortuyn aangezocht als lijsttrekker. Maar toen deze in de pers niet alleen zijn populistische opvattingen bevestigde, maar ook de islam een achterlijke cultuur noemde en bleef beweren dat Nederland vol was waren de rapen gaar en werd door het partijbestuur de samenwerking verbroken. Fortuyn besloot met een eigen lijst aan de Tweede Kamerverkiezingen van 2002 deel te nemen en Leefbaar Nederland marginaliseerde snel. De leefbaarheidspartijen op lokaal niveau hebben zich hieraan weten te ontworstelen en te overleven in gemeentes waar ze over geschikte leiders en goede strijdpunten beschikken.
Fortuyn
De populistische profeet Pim Fortuyn krijgt ook nog een apart hoofdstuk, waarin zijn levensloop uitvoerig wordt geschetst. Men stelt dat Fortuyn van jongs af aan ernaar hunkerde om bij het establishment te horen en dat dit verlangen zijn brandende ambitie voedde om iemand in het leven te worden om wie niemand heen kon. Als zelfstandig ondernemer bracht hij de invoering van de OV-jaarkaart voor studenten tot een goed einde. Van 1990 tot 1995 was hij bijzonder hoogleraar aan de Erasmus Universiteit te Rotterdam voor één dag per week, maar zijn wetenschappelijke productie liet te wensen over en het contract werd niet verlengd. Desalniettemin bleef hij zichzelf professor noemen. Na zijn lidmaatschap van de PvdA flirtte Fortuyn met de VVD en het CDA, maar vond ook daar geen carrièremogelijkheden. Toch kreeg hij bekendheid door zijn tegendraadse columns in Elsevier en een aantal optredens op radio en televisie. Hij schreef een aantal boeken, waaronder Tegen de islamisering van onze cultuur (1997) en De puinhopen van acht jaar Paars (2002). Na het mislukte avontuur met Leefbaar Nederland besloot Fortuyn zijn met een eigen lijst, de Lijst Pim Fortuyn (LPF) uit te komen in de Tweede Kamerverkiezingen van 2002. Daarnaast was hij lijsttrekker van Leefbaar Rotterdam bij de eerder gehouden gemeenteraadsverkiezingen, dat met 17 van de 45 zetels de grootste partij werd. In beide verkiezingscampagnes slaagde Fortuyn erin mensen te mobiliseren die niet of nauwelijks politiek geïnteresseerd waren. Hieraan kwam abrupt een einde door de laffe moord op Fortuyn op 6 mei. De LPF zonder Fortuyn werd na het CDA van Balkenende opeens de tweede partij en nam deel aan het kabinet-Balkenende 1. De selectie van Ministers en Kamerleden bleek te wensen te hebben overgelaten, men vocht elkaar de tent uit en dit leidde snel tot een kabinetscrisis, die gevolgd werd door een marginalisering van de LPF, die uiteindelijk in 2007 werd opgeheven. Volgens de auteurs is met Fortuyn het persoonlijke politiek geworden.
Verdonk
Rita Verdonk werd in 2002 lid van de VVD en zonder enige politieke ervaring al een jaar later op voordracht van partijleider Gerrit Zalm Minister voor Vreemdelingenbeleid en Integratie in het kabinet-Balkenende II. Ze kreeg door haar kordate en onverzettelijke houding de bijnaam: IJzeren Rita. Enerzijds werd ze vaak neergesabeld door de linkse pers, anderzijds was ze enorm populair onder de bevolking. In 2006 stelde ze zich, mede op aandrang van haar aanhangers, kandidaat voor het partijleiderschap van de VVD. Het establishment van de partij stelde zich achter staatssecretaris Mark Rutte. Verdonks slogan was: ‘Ik ben niet links, ik ben niet rechts, ik ben recht door zee.’ Na een spannende verkiezingsstrijd, die de partij verdeelde, won Rutte nipt. Bij de kamerverkiezingen kreeg Verdonk meer voorkeursstemmen dan lijsttrekker Rutte. Dit leidde tot frictie tussen de voormelige kemphanen en in september 2007 zette Rutte haar uit de fractie. Uiteindelijk verliet Verdonk de VVD, maar behield haar Kamerzetel. populist noemde. De partij ging ten onder aan onderling geruzie en werd bij de Kamerverkiezingen van 2010 fijngewreven tussen de VVD en de PVV van Geert Wilders. Eind 2011 trok Verdonk zich terug uit de politiek.
Wilders
Geert Wilders werd Kamerlid van de VVD in 1998. Hij vond de koers van de toenmalige partijleider Hans Dijkstal en later van fractievoorzitter Jozias van Aartsen te links. Hij constateerde ‘een gigantische gap tussen Den Haag en de rest van het land’. In 2004 forceerde hij een breuk met de VVD, maar behield zijn Kamerzetel. Zijn nieuwe beweging zou ‘sociaal, rechts en fatsoenlijk’ zijn. Na de moord op cineast Theo van Gogh, die samen met Ayaan Hirsi Ali de anti-Islam film Submission had gemaakt, bleken Hirsi Ali en Wilders bedreigd en moesten voortdurend bewaakt worden. Dat gebeurt bij Wilders nu nog steeds. In 2006 richtte hij de PVV (Partij voor de Vrijheid) op, die lachts twee leden kende: de persoon Wilders en de Stichting Groep Wilders, waarvan Wilders het enige lid was. Inmiddels had de ideoloog Martin Bosma zich bij Wilders gevoegd. In de campagne van 2006 kon Wilders zich afzetten tegen het gedoogbeleid en tegen de islam en tegen de ‘linkse’ VVD van Mark Rutte (Met Verdonk zou hij meer moeite hebben gehad). De PVV kreeg ? zetels en voerde daarna felle oppositie tegen het kabinet-Balkenende IV (onder andere tegen minister Ellen Vogelaar). Tijdens de gemeenteraadsverkiezingen van 2010 deed de partij doelbewust alleen mee in Almere (22%) en den Haag (17%). Tijdens de Kamerverkiezingen kreeg de PVV 24 zetels en werd qua grootte na de VVD en de PvdA de tweede partij van het land. Nadat de PvdA zichzelf buitenspel had gezet kwam er uiteindelijk een regering van CDA en VVD met gedoogsteun van de VVD. Wilders (voorlopig?) op het toppunt van de macht. De partijen kwamen forse bezuinigen overeen, maar accepteerden elkaars verschil van inzicht over de Islam en over Europa. Ondertussen bleek de schoksgewijze groei van de PVV-fractie niet zonder interne problemen. Harro Brinkman bepleitte vergeeft meer democratie en transparantie en stapte in maart 2012 uit de fractie. Wilders’ plotselinge breuk met de regeringspartijen vond plaats net na dit boek was afgesloten.
De conclusie is dat populisme een dunne ideologie is met een dunne traditie in Nederland.
Een ingekorte versie van deze recensie is verschenen in ‘Bestuursforum’ (36e jaargang nummer 10, oktober 2012, pp. 22-23).