Meedogenloze karakterschetsen

Karl Ove Knausgård Liefde. Vertaald uit het Noors (Min kamp. Andre bok) door Marianne Molenaar. ISBN 978-90-445-2204-4, 602 pagina’s, € 25,00. Breda: De Geus 2012, inmiddels derde druk.

Het tweede deel van Knausgård’s meeslepende autobiografie.

In de autobiografische romancyclus Mijn strijd geeft Knausgård een zeer gedetailleerd verslag van zijn leven tussen 2003 en 2008. Het betreft zijn gezin, familie en vrienden.

Ook in dit tweede deel gaat het niet om gefingeerde romanfiguren, maar over Knausgård zelf en de mensen die hij in zijn leven meemaakte. Hij gaat meedogenloos te werk. Niet alleen is hij heel kritisch op zichzelf, maar soms ook op zijn vriendin Linda. Over haar zegt hij bijvoorbeeld: haar onredelijkheid kende geen grenzen. Hij bekritiseert haar veeleisendheid: in het huishouden komt alles op hem neer. Zijn reactie is soms keihard: Volkomen onaangedaan kon ik toekijken hoe ze steeds wanhopiger werd tot ze het niet meer uithield en het uitgilde van woede, frustratie en verlangen. Ik neem aan dat de auteur bij het uitkomen van deze roman heel wat had uit te leggen.

Toch is Linda de liefde van zijn leven. Zeer uitvoerig beschrijft hij hun eerste ontmoetingen.

Hier toont Knausgård zijn gevoelens. Dit gedeelte is zeer romantisch en soms heftig. Toen ze eenmaal voor elkaar hadden gekozen, werden ze onafscheidelijk. Karl Ove kwam al snel tot de volgende uitspraak: We moeten kinderen krijgen samen. Iets anders zou een misdaad zijn tegen de natuur.

Toen hun eerste dochter Vanja was geboren, werd afgesproken dat Karl Ove voor het kind en het huishouden zou gaan zorgen. Linda zou verder gaan met haar studie, terwijl Karl Ove tijdelijk zou stoppen met schrijven. Dat laatste was voor hem heel moeilijk. Na een lange strijd stond Linda toe dat hun dochter naar een crèche zou gaan. Zeer cynisch schrijft hij over de alternatieve crèche en een zeer ‘verantwoord’ verjaardagspartijtje. Het toppunt van ellende was een bezoek aan de babygymnastiek. Na afloop was hij zo razend dat hij behoefte had om te schreeuwen en iets kapot te slaan.

De gedeeltes waarin zijn huishoudelijke taken breed worden uitgemeten zijn niet erg boeiend, het verhaal sleept zich dan voort: van afwas naar koken, de was doen en de baby verschonen, bladzijden lang. Gelukkig houdt hij ook in dit boek zeer boeiende uiteenzettingen over allerlei interessante onderwerpen. Zo beschrijft hij zijn houding tegenover poëzie. De meeste poëzie was voor hem onbegrijpelijk. De gedichten ontsloten zich niet voor hem. Zo benoemde hij dat. Volgens Karl Ove kwam dat, omdat hij het niet verdiende.

Onthullend ten aanzien van de diepere zieleroerselen van Karl Ove is een bezoek aan de schouwburg waar Spoken van Ibsen in een bewerking van Bergman werd gespeeld. Karl Ove was diep geraakt. Bergman had het wezenlijke, de binnenste kern van het menselijk bestaan geraakt. Daar moest ik heen, ook al duurde het veertig jaar. Maar ik mocht het nooit uit het oog verliezen, nooit vergeten, daar moest ik heen. Daar, daar, daar.

In het eerste deel Vader (zie http://bit.ly/14OYsbn) blijft zijn moeder erg vaag. In dit deel komt ze centraler te staan. Als lezer ontkom je er niet aan een negatief oordeel te vellen over haar. Zij koos duidelijk voor haar carrière en studie. In feite werd Karl Ove door haar verwaarloosd. Toch hield hij tijdens haar verjaardagsfeest een zeer lovende toespraak. Hij prees haar dat ze hem vertrouwen had geschonken en gelegenheid had geboden om zelf dingen te ervaren.Het was een ontroerende, liefdevolle toespraak die zowel moeder als zoon ontroerde.

Een wonderlijke gebeurtenis is de doop van Vanja. Hoewel Knausgård eigenlijk atheïst is, liet hij haar toch dopen. Bij de begrafenis van zijn vader, waarover we in het vorige deel lazen, had hij een goed contact met een geestelijke, die hem aandacht en troost schonk. Sindsdien was hij gevoelig voor rituelen. De doop liet hem ook niet onberoerd en tot zijn verbazing ging hij – gedreven door een innerlijke drang – zelfs naar het avondmaal.

Wat mij erg bevreemdt is dat wat slordig wordt omgegaan met de benaming van de geestelijken. Elders in het boek wordt door Geir gezegd: Jij kunt niet sjoemelen. Je bent een aartsprotestant.  Bij de doop gaat het over een vrouwelijke priester! Vrouwelijke priesters bestaan niet, wel vrouwelijke predikanten. Maar ook de benaming priester is katholiek. Bij het avondmaal wordt gesproken over miswijn, een katholieke term. Is dit slordigheid van de niet gelovige auteur of gaat het om vertaalfouten?

Helaas verliest de schrijver zich af en toe te veel in niet zo relevante details. Misschien dat hij daarom aan het eind een paar behoorlijke tijdsprongen maakt. Ineens zijn daar de twee andere kinderen, waarover nauwelijks iets gezegd wordt, maar de romancyclus krijgt nog vier delen, zodat er ruimte genoeg is om lacunes in te vullen.

Een mooi boek, uit het leven gegrepen.

Dit bericht is geplaatst in Alle Boeken, Autobiografie. Bookmark de permalink.