Dagmar van der Neut – Het beest in ons. Liefdeslessen uit het dierenrijk. ISBN 978-94-004-0066-5, 188 pagina’s, € 14,90. Amsterdam: Thomas Rap 2014.
Hoe zit het eigenlijk met zaken als seks, liefde, trouw en vriendschap bij mens en dier?
Seks kun je uiteindelijk reduceren tot het uitwisselen van genen. Er zijn diersoorten die zich kunnen voortplanten zonder seks, maar het klonen biedt minder bescherming tegen parasieten. Seks zorgt voor steeds nieuwe genetische variaties in de afweersystemen en kan zo virussen elke keer weer een stapje voor blijven.
In dit boekje probeert de auteur in achttien vrij korte hoofdstukken de volgende vragen te beantwoorden. Wie had er het eerst seks op aarde? Waarom hebben we seks? Hoe belangrijk zijn mannen? Waarom sloven we ons zo uit voor de liefde? Waarom zijn gorilla’s klein geschapen? Maken bescheiden mannen geen kans? Zijn we van nature monogaam? Zijn mannen oversekst en vrouwen kuis? Waarom hebben kaketoes geen piemel? Waarom hebben geliefden zo vaak ruzie? Vallen mannen op hun moeder? Is liefde een rekensom? Hebben koeien vriendinnen? Waarom trouwen mensen niet met geiten? Hoe is liefde ontstaan? Hoe natuurlijk is een zogende vader? Hoe ontstaat een windjesfetish en Is homoseksualiteit natuurlijk?
De auteur, een wetenschapsjournalist in gedragsbiologie en neurowetenschappen die biologische psychologie studeerde, gaat op deze vragen in aan de hand van de meest recente wetenschappelijke kennis. Oude inzichten, zoals van het oedipuscomplex van Freud (aversie tegen seks met de ouders wordt ingegeven door de biologische nadelen) en populaire vooroordelen, bijvoorbeeld over homoseksualiteit, blijken geen stand te houden. Bij dieren wordt seks met soortgenoten van hetzelfde geslacht volledig geaccepteerd. Volgens de transseksuele biologie Joan Roughgarden dient seks ‘niet alleen voor de voortplanting, zoals Darwin dacht, het is ook een belangrijk sociaal glijmiddel.’
Over het Westermarck-effect (mensen die samen opgroeien lijken immuun voor seksuele gevoelens voor elkaar) of negatieve seksuele inprenting leerde ik al tijdens mijn opleiding culturele antropologie. Wat ik toen nog meer leerde was dat een man afzag van seks met zijn zusters om daardoor met andere mannen partners te kunnen uitruilen wat de sociale cohesie van de groep ten goede kwam.
Aangeleerd gedrag blijkt wel degelijk een rol te kunnen spelen bij het opwekken van libido. Dat zit meer tussen de oren dan tussen de benen ofwel de hersenen spelen hierbij een belangrijke rol.
Het is niet uit te sluiten dat mensen en mensapen met elkaar gekruist kunnen worden, zoals dat zich ook met neanderthalers in een ver verleden heeft voorgedaan.
De auteur is bepaald niet preuts noemt de zaken gewoon bij de naam, zo schrijft ze ergens over ‘hem omhoog krijgen’. Daarom detoneert het een beetje als ze over haar eigen ‘voorbibs’ en ‘achterbibs’ schrijft, maar dat zij haar vergeven, zeker vanwege de vrijmoedige volgende passage: ‘Seks is neuken…Of, om het netter te zeggen: de liefde bedrijven, het doen, met elkaar slapen, copuleren, vrijen of de bijslaap genieten. Weer wat later leerde ik dat sommige mensen ketsen zeggen. Of flenzen, dakken, doppen tunnelen, batsen, klepelen en rimpelstiften.’ Alle termen uit de zin zijn mij onbekend, maar dat terzijde.
Eigen ervaringen van de auteur worden kort aangestipt: ‘Een bevalling is zo’n moment dat het beest in ons weer zichtbaar wordt. Een liefde sterker dan alle liefdes nam vanaf toen bezit van mij.’
Een leerzaam en vlot geschreven boekje.
Dit boekje is tevens op donderdag 12 juni 2014 uitgebreid besproken in het programma MeerInformatief op MeerRadio. Het bestand staat hieronder.