Jodi Picoult – De verhalenvertelster. Vertaald uit het Engels (The Storyteller) door Davida van Dijke. ISBN 978-90-443-4199-7, 480 pagina’s. Amsterdam: The House of Books 2013.
In deze roman worden lang verborgen geheimen alsnog geopenbaard. Of toch niet?
Drie-en-een-half jaar geleden veroorzaakte Sage een auto-ongeluk waarbij zij en haar moeder gewond raakten. Ze heeft het er nog steeds moeilijk mee, want een half jaar na het ongeluk overleed haar moeder en zelf hield ze er een litteken aan over op haar gezicht.
Om boete te doen gaat Sage al drie jaar lang naar de wekelijkse samenkomst van een therapiegroep voor mensen die rouwen. Maar verder komt ze het liefst zo weinig mogelijk onder de mensen omdat ze denkt dat iedereen haar lelijk vindt. Het is dan ook niet voor niets dat ze ’s nachts werkt en in een bakkerij het brood bakt dat overdag wordt verkocht.
Op een avond, vlak voordat de bakkerij sluit en Sage aan het werk gaat, raakt ze in gesprek met Josef Weber. Ze raken bevriend en praten regelmatig over van alles tijdens een gezellig potje schaak. Maar dat verandert als Josef een geheim onthult en hij Sage om hulp vraagt. Ze raakt van slag en durft het geheim met niemand te delen.
Na een tijdje kan Sage het geheim niet langer voor zich houden. Ze vertelt het aan een zekere Leo. Samen besluiten ze er werk van te maken. De nog in leven zijnde oma van Sage speelt daarbij een belangrijke rol.
De auteur verbindt heden en verleden. Ze voegt als het ware twee boeken samen, waarbij deel één en drie zich afspelen in het heden en deel twee in het verleden. Picoult geeft met deze roman antwoord op de vraag hoe het komt dat sommige mensen vervallen tot het kwaad en anderen tot het goede.
Er schuilt een monster in ons allemaal, maar ook een heilige. De vraag is wie van de twee we het meeste voeden en koesteren, en of de heilige uiteindelijk het monster zal verslaan, of andersom.
Picoult kwam op het idee voor haar boek door het lezen van De zonnebloem van Simon Wiesental. De laatste zat tijdens de Tweede Wereldoorlog gevangen in een Duits concentratiekamp en werd tijdens zijn gevangenschap meegenomen naar het sterfbed van een zwaargewonde SS-er. Deze wilde schuld bekennen aan iemand van Joodse afkomst en hem vergeving vragen. Wiesenthal kwam daardoor voor een moreel dilemma te staan.
Picoult belicht het dilemma van veel kanten. Ook schetst ze goede historische tijdsbeelden. Daar deed ze naar eigen zeggen erg haar best op en haar boek doet dan ook denken aan Rudolf Vrba’s Ik ontsnapte uit Auschwitz.
Net als Vrba verstaat Picoult de kunst om humor en ernst in de juiste verhouding te combineren. Dit maakt het niet alleen dragelijk voor de hoofdpersonen Sage en Leo, maar ook voor de lezer, want de verschrikkingen zijn in deel twee niet van de lucht.
Ik vroeg me af waarom Joodse muziek zoveel mineurakkoorden had. Al hoorden ze tot het uitverkoren volk, de songwriters leken mij bepaald geen vrolijke types.
Los van al deze goede eigenschappen en de vlotte schrijfstijl, had het boek qua omvang wel wat minder gemogen. De vele details en zijpaden halen regelmatig de vaart eruit en doen de spanning afnemen. Minder was in dit geval meer geweest.
Toch is het een aangenaam boek, mede omdat de hoofdpersonen sympathiek zijn. Ze zetten zich in voor een goede zaak, beschikken over doorzettingsvermogen en zijn slim. Ook prettig is dat Picoult mooie gedachten schrijft.
‘Is het niet eng om zo in het verleden te leven?’
‘Niet enger dan in het hier en nu leven en beseffen dat er niets veranderd is.’
Zij nog vermeld dat dit boek qua verhaallijnen goed in elkaar zit en een verrassend einde kent. Voor de één wat veel te veel van het goede, voor de ander om geen genoeg van te krijgen.
Een spannende pageturner, verrassend is tot op de laatste bladzijde.