Jessie Burton – Het huis aan de Gouden Bocht. Vertaald uit het Engels (The Miniaturist) door Mieke Trouw-Luyckx. ISBN 978-90-218-0951-9, 384 pagina’s, € 19,95. Amsterdam: Luitingh-Sijthoff 2014.
Roman over het leven van een dorpsmeisje uit de 17e eeuw dat trouwt met een rijke VOC-koopman.
Het is 1686 als de naïeve 18-jarige Nella Oortman als jonge bruid van de 39-jarige VOC-koopman Johannes Brandt in Amsterdam komt wonen, in een grachtenhuis aan de Gouden Bocht. Ze wordt al bij de eerste stap over de drempel geïmponeerd door Johannes’ stuurse zuster Maren, door de Afrikaanse bediende Otto en het vrijgevochten maar goedhartige dienstmeisje Cornelia.
Nella verwacht een huwelijksleven zoals haar moeder dat heeft voorspeld: de seks moet ze maar lijdzaam ondergaan want dat hoort er nu eenmaal bij. Als ze kinderen heeft, en Nella wil graag véél kinderen, wordt dat vanzelf wel minder.
Maar haar man Johannes taalt niet naar haar mooie lijf. Hij is vriendelijk, dat wel. En hij schenkt haar kort na aankomst een schitterend poppenhuis: een kopie van het huis waarin ze woont. Nella mag het zelf gaan inrichten. Een aardig tijdverdrijf? Nee. Het wordt een griezelige bedoening. Want Nella’s poppenhuis lijkt met raadsels omgeven en de miniatuurmaakster bij wie ze dingen bestelt, lijkt in de toekomst te kunnen kijken.
Jessie Burton (1982) heeft met dit debuut de droom van jonge schrijvers waargemaakt. Ze werkte zeven jaar als secretaresse en actrice in Londen. In haar vrije tijd deed ze research voor haar boek en ze werkte er in het geheim aan. Bij aankondiging werden meteen de vertaalrechten aan dertig landen verkocht.
Dit is geen historisch standaardwerk. Het is een historiserende roman en de schrijfster heeft het beroemde poppenhuis uit het Amsterdamse Rijksmuseum als uitgangspunt gekozen voor een verzonnen verhaal. Maar wat niet verzonnen is, is het getekende beeld van Amsterdam in 1686. Voorin het boek staat een oude plattegrond van de stad in die tijd. Zo kan de lezer meewandelen met de hoofdpersonen. Achterin staat de foto van het bestaande Poppenhuis van Petronella Oortman, zoals het te zien is in het Rijksmuseum. Geen wonder dat directeur Wim Pijbes jubelde: ‘Dit boek is één en al Rijksmuseum, één en al Amsterdam’.
Het verhaal van Nella, Johannes en de mensen om haar heen is heerlijk om te lezen. Wie begint in dit boek, kan het amper meer wegleggen. Want er moeten raadsels worden opgelost. Raadsels vooral over de miniatuurmaakster, maar ook over Otto, over Johannes: waarom bemint hij haar niet? Zelfs de bokkige Maren heeft een leven vol raadsels achter zich. Nella wordt in één jaar tijd volwassen. Wat en wie daaraan allemaal bijdragen, laat ik graag aan de lezer graag over.
Eén ding is zeker: dit is een boek om te lezen en later opnieuw te lezen.
Droom weg bij dit boek. Het betovert u. Wat kan een lezer zich beter wensen?