Joachim Meyerhoff – Wanneer wordt het eindelijk weer zoals het nooit is geweest, Vertaald uit het Duits (Wann wird es endlich wieder so, wie er nie war) door Josephine Rijnaarts. ISBN 978-90-5672-508-2, 311 pagina’s, € 19,95. Amsterdam: Signatuur 2015.
Over een dromerige jongen die zijn onalledaagse bestaan aankleedt met fantasieën.
Joachim groeit op met zijn ouders, zijn oudste en zijn middelste broer in de villa op het terrein van een inrichting voor psychiatrische en lichamelijk gehandicapten. Zijn vader is er arts en directeur. Daarmee is de jongen omgeven door allerlei vreemde figuren die hem beurtelings angst inboezemen, dan wel plezier verschaffen. De patiënten worden in huiselijke kring ook wel idioten, gekken, krankzinnigen, malloten, koekenbakkers, halvegaren of zelfs lijpo’s – de favoriete aanduiding van Joachims oudste broer – genoemd, omdat de officiële benaming te lang en plechtig was. Niemand bedoelt daar enig kwaad mee. De lijpo’s hebben hun goede en kwade eigenschappen, net als gewone mensen. En feit is dat Joachim het rustigst slaapt, als hij het geschreeuw van de patiënten op de achtergrond hoort.
Joachim is een dromer. Hij wil alles weten. Hij vraagt zijn vader, die hij adoreert, de oren van het hoofd en zoals het vaders betaamt weet deze overal het enige goede antwoord op.
Dit mag klinken als een idyllische gezins-oase te midden van een psychiatrisch gestoord zootje, dat is het zeker niet. Joachim leeft zijn eigen leven, sluit bloedbroederschap met de hond, rijdt paard op de Klokkenluider, raakt bevriend met Ferdinand die is gespecialiseerd in het tekenen van het inwendige van katten en gaat van tijd tot tijd mee naar de kliniek om met vader ronde te lopen.
Maar toch gaan er dingen mis.
Joachim Meyerhoff (1967) is zowel schrijver als toneelspeler. Hij schreef de zesdelige autobiografisch getinte serie Toten fliegen hoch. Het eerste deel, Amerika, werd bekroond. De delen worden ook gebracht als zesdelige theatercyclus. Dit boek is deel twee hiervan.
De kleine Joachim vindt, als hij 7 jaar is, ‘zijn eerste dode’. Hij loopt naar school via de hem verboden route door de volkstuinen. Daar ziet hij een oude, dode man tussen de bloemen liggen. Hij rent naar school om iedereen schreeuwend van trots over zijn vondst te vertellen. Maar niemand gelooft hem. Later, als blijkt dat zijn verhaal klopt, moet hij tegen allerlei mensen opnieuw over die vondst vertellen. Van louter opwinding verzint hij er steeds mooiere details bij. En die, zo realiseert hij zich, worden nu wél geloofd. Maar als hij verzint en vertelt dat de dode een mooie ring droeg, weet hij opeens: dat wás ook zo. Maar dat was ik vergeten.
‘Verzinnen is herinneren’ leert hij daaruit. Een les voor het leven. Diep in het geheugen verborgen zitten allerlei feiten die je nog niet wist of nog niet verwoord had. Om die gouden les draait dit boek.
Als vader een dubbelleven blijkt te hebben geleid, als patiënten hem bang maken om onnozele redenen, als hij enorme driftbuien krijgt… alles is terug te voeren op een diep verborgen weten, dat bij tijden boven water komt en tot vreugde of onrust leidt: de waarheid maak je zelf.
De dromen en daden van Joachim worden ontroerend verwoord en verbeeld. De lezer staat niet langs de zijlijn, maar speelt de rol van onzichtbare aanwezige die duidelijk hoort, voelt, ruikt en ziet wat er plaatsvindt.
Prachtig en vol empathie geschreven. Amusant, ontroerend, liefdevol, treurig.
Een moderne Kees de Jongen.