Wim Huijser – Dichter bij Dordt, biografie van C. Buddinhg’. ISBN 978-90-388-9993-0, 414 pagina’s, € 34,99. Amsterdam: Nijgh & Van Ditmar 2015.
Zeer gedetailleerde biografie van C. Buddingh’.
Wim Huijser (1960), publicist voor enkele tijdschriften en een kenner bij uitstek van het werk van Buddingh’ (1918-1985), schreef 26 jaar na diens dood een biografie over hem. Na vier jaar was de biografie af. Huijser beschrijft zeer uitvoerig het leven van de dichter. Hij heeft geen thematische hoofdstukken, maar volgt strikt de chronologie. De vier hoofdstukken worden met jaartallen aangegeven. De titels zijn duidend: Moeder, ik zou graag schrijver willen worden; Het houdt op met zachtjes regenen. De laatste titel slaat op een bekende uitspraak in het gezin Buddingh’, maar dient ook als titel voor een dichtbundel. Het zo genoemde laatste hoofdstuk slaat het op de achteruitgang van het werk van Buddingh’ en van zijn gezondheid. Dat Huijser zorgvuldig te werk ging bewijst de indrukwekkende bronnenlijst.
De titel Dichter bij Dordt duidt al aan dat Dordrecht voor Buddingh’ veel betekende. Hij werd er geboren, zat er op school, voetbalde bij DFC, trouwde er en bleef er zijn leven lang wonen. DFC was voor Kees de belangrijkste reden om in Dordrecht te blijven, hij was een zeer verdienstelijke voetballer en een trouw supporter.
Buddingh’ had een gelukkige jeugd. Op de HBS was Engels zijn lievelingsvak, hij ging daarna MO-Engels studeren. Al jong had Kees ook grote belangstelling voor de Nederlandse literatuur, hij was een enthousiaste klant van de boekhandel en van de bibliotheek. Hij trouwde met Christina (Stientje) van Vuren. Het huwelijk werd steeds uitgesteld omdat Kees lange tijd in het sanatorium verbleef vanwege tbc. Het werd een gelukkig huwelijk dat tot zijn dood standhield.
Ondanks vele schrijfactiviteiten in een groot aantal genres was Buddingh’ in de eerste plaats dichter. Hij debuteerde in 1941 met de romantisch-realistische bundel Het geïrriteerde lied in het oorlogstijdschrift De schone zakdoek. Onder invloed van Morgenstern schrijft Buddingh’ surrealistische gedichten. Diezelfde Morgenstern schreef ook onzingedichten. Toen Buddingh’ in het sanatorium verbleef schreef hij zelf onzingedichten, de zogenaamde Gorgelrijmen. De bekendste daarvan was Ik ben de blauwbilgorgel. Elke middelbare scholier heeft dit gedicht wel eens gelezen. Het is geestig, maar bevat ook een melancholische ondertoon. De doorbraak van Buddingh’ kwam na diens optreden met 24 collega-dichters bij Poëzie in Carré. Ondanks zijn bescheidenheid en verlegenheid bleek hij een groot performer. Het was vooral zijn stem die indruk maakte: plechtig, monotoon. Het optreden in Carré kreeg een vervolg op de radio en tv en dat maakte hem bekend en populair.
Buddingh’ was als dichter uniek, niemand was met hem te vergelijken. Hij schreef vaak over het dagelijks leven. In zijn gedichten was sprake van antidichterlijkheid in het woordgebruik. Zo schrijft hij bijvoorbeeld over de dekseltjes van de potjes Marmite en Heinz sandwichspread. Hij wordt een minor poet genoemd, iemand die ook in poëzie gewoon wilde praten.
Buddingh’ was bij een bepaald publiek wel populair, tegelijkertijd hoorde hij nergens bij, hij kreeg geen erkenning. Van enkele ‘vakbroeders’ kreeg hij hele scherpe kritiek, bijvoorbeeld van Hermans, Buch (gemakkelijke effectpoëzie, literaire diarree) en Rob Vooren (burgertrut, een zeurende Cats, humorloos, zelfvoldaan en knus). Buddingh’ leed hieronder en werd depressief.
Kees Buddingh’ heeft nooit kunnen leven van zijn literaire uitingen. Hij had vaak financiële moeilijkheden. Daarom had hij naast zijn dichterschap, het optreden als performer en zijn televisieoptredens ook andere werkzaamheden: vertaler, docent, essayist, bloemlezer, en zelfs detectiveschrijver.
Wim Huijser heeft met deze biografie een helder beeld geschetst van de mens Kees Buddingh’. Hij heeft duidelijk veel sympathie voor hem en laat Buddingh’ zien als een geïsoleerd en miskend dichter. Ook vertelt hij uitvoerig over zijn slechte gezondheid: tuberculose aan het begin van zijn leven en depressies en darmklachten aan het eind.
Het is een biografie met veel details, die soms wat ongeduldig maken. De stijl van het boek is heel prettig, het leest als een trein. Ook de anekdotes maken de levensschets goed leesbaar. De mooiste is het verslag van een vechtpartij tussen Gerard Reve en Simon Vinkenoog tijdens een dichtersfestival in Leeuwarden. Het was Buddingh’ die tussenbeide kwam.
In zijn laatste hoofstuk doet Huijser nog zijn uiterste best om Buddingh’ de plek te geven in de Nederlandse literatuur waarop hij recht heeft. Volgens hem verdient hij een plaats bij de avant-gardedichters als Simon Vinkenoog en Hans Verhagen. Hij wijst er op dat er ook in onze tijd nog waardering bestaat. Zo is schrijver-performer Nico Dijkshoorn een groot bewonderaar: Ik herken me in zijn kijk, in het verbijzonderen van het gewone. Na het overlijden van C. Buddingh’ schreef Rob Schouten in Trouw een necrologie. Hij vond het niet terecht dat Buddingh’ op de Jan Campert-prijs na nooit een behoorlijke prijs had gekregen.
Sympathieke en oerdegelijke biografie die een veel breder beeld geeft van de doorgaans als geestig beschouwde Kees Buddingh’.