Thomas Verbogt – Als de winter voorbij is. ISBN 978-90-468-1932-6, 222 pagina’s, € 19,99. Amsterdam: Nieuw Amsterdam 2015.
Verhalenroman over een ‘ik’ die leeft op herinneringen.
Zijn zusje, Becky, gaat weg. Becky werd als klein Duits joods meisje gered, bracht de oorlog door bij ‘goede Duitsers’ en kwam daarna in Nijmegen bij zijn vader en moeder wonen. Vijf jaar voor zijn geboorte. Becky was zijn heldin, zijn zus die hij aanbad en niemand ter wereld was zó belangrijk als Becky. Maar dan gaat Becky naar New York verhuizen. Ze vindt het vreselijk afscheid te nemen. Maar de liefde, ach de liefde hè… Ze kust ‘ik’, de kleine jongen. Maar hij schudt haar af. Ze vertrekt. En stapt in de trein die bij Harmelen op een andere trein botst. Becky is één van de doden…
De kleine jongen piekert: had hij Becky nu maar aangekeken, niet in zijn wanhoop van zich af geduwd, dan was ze misschien wat langer gebleven, dan had ze die ramptrein gemist… Als, als niet, had ik maar, misschien was het goede wel beter, misschien had ik niet en misschien had ik nooit of wel of juist niet moeten kiezen…
Het verhaal van Becky is het eerste verhaal van een reeks van die schuld- en spijt-verhalen. Ze dragen allemaal het stempel van gemiste kansen, van dromen die niet uitgekomen zijn omdat de ‘ik’ uit het boek anders koos. Van gevoelens van schuld en schaamte omdat het leven anders gelopen zou zijn áls… Een ‘als-isme-bundel’ bij uitstek.
Thomas Verbogt (1952) werd in Nijmegen geboren, doorliep (net als de ‘ik’ uit dit boek) het gymnasium en verhuisde daarna naar het westen. Verbogt debuteerde in 1981 en heeft inmiddels 28 romans op zijn naam staan (zie ook https://www.leeskost.nl/?p=3947).
De herinneringen uit dit boek lijken aanvankelijk los te staan van elkaar. Het ene meisje na het andere passeert de revue. Bij het ene meisje krijgt de jongen zijn eerste kus, bij het andere doet hij andere ervaringen op. Al die ervaringen maken hem tot de man die blijft twijfelen, als een kind dat uit iedere les slechts één regel opslaat.
Wanneer hij voor het laatst zijn opa bezoekt geeft die hem de woorden mee: ‘Door iets los te laten, besef je soms dat je opnieuw met alles begint’. (…) En: ‘Je denkt dat iets beter wordt, maar ineens kan het genoeg zijn. Of dat je spijt van iets hebt en daaraan vaak denkt, veel te vaak.’
Dat eindeloze terugdenken maakt het leven er niet lichter op en dit boek niet lichtvoetig. Overal sluimert weemoed, zowel in het terugkijken als in overpeinzen van de toekomst.
De hoofdpersoon blijft in het boek hangen op de woorden ‘als de winter voorbij is’, uitgesproken door iemand die zijn dak inspecteert. Als er een klus is die kan wachten tot ná de winter, is dat geen vrolijk toekomstbeeld? Maar de woorden roepen een vrees op: Hoe vaak zal ik nog zeggen ‘als de winter voorbij is’? Hij ziet onmiddellijk voor zich dat de tijd die hem in het leven rest dagelijks minder zal worden. Maar toch, ‘na de winter’ is een belofte op lente en zomer.
Dit is een bespiegelend, ontroerend en poëtisch boek. Als we het over De Tachtigers hebben, denken we aan een andere generatie schrijvers, maar Verbogt raakt beslist hun schrijfstijl aan: stil en licht gedragen.
Een schitterend boek voor lezers die een boek graag langzaam ‘proeven’.