Corien van Zweden – Kankerklas. ISBN 978-90-234-9186-6, 301 pagina’s, € 19,90. Amsterdam: Cargo 2015.
In één brugklas blijken vijf kinderen een ouder met kanker te hebben. Eén van die ouders is journalist en zij legt ieders verhaal vast.
Journalist Corien van Zweden heeft ’47 jaar, vier maanden en één volle week met zichzelf in opperste onschuld geleefd’. Er mankeerde haar wel eens wat, maar nooit iets opzienbarends. Tot de dag dat zij een ‘knikkertje’ in haar borst ontdekte. De huisarts stelt haar gerust, maar stuurt haar voor alle zekerheid door naar de chirurg. Na onderzoek blijkt dat de knikker niet onschuldig is: het is een kwaadaardige tumor.
Vanaf dat moment verandert de wereld. Corien is haar onschuld kwijt. Ze is bang, doodsbang, ze wil overleven. Niet alleen voor zichzelf, maar ook voor haar dochters, Sara van 10 en Lisa van 12. Corien gaat als een dolle op zoek naar informatie, indachtig naar wat haar vader haar ooit zei: ‘Wees niet bang, ren niet weg, wees altijd nieuwsgierig naar het monster en bekijk het van alle kanten.’
Als haar operatie en de daaropvolgende 25 bestralingen achter de rug zijn, begint het afwachten. Heeft de behandeling gewerkt? Is ze wel of niet genezen?
Uitgerekend in die tijd ontvangt ze een e-mail van de mentor van de brugklas van Lisa: ‘die dag is de leerlingen, op verzoek van Jaïr, verteld dat diens moeder uitgezaaide kanker heeft. Misschien heeft uw kind het verteld.’
Lisa heeft het niet verteld. En Lisa heeft méér niet verteld. Nadat de leerlingen de informatie over Jaïrs moeder hadden gehoord, vroeg de mentor of er misschien meer kinderen waren die thuis met kanker te maken hadden. Er waren vier handen omhoog gegaan, ook die van Lisa. In één klas zaten vijf kinderen met een ouder met kanker. ‘Een kankerklas mama’, zegt Lisa. ‘Dat is toch niet normaal?’
Corien van Zweden (1962) studeerde theologie en werkt sinds 1994 als zelfstandig journalist en schrijfster. Zij debuteerde in 2008 met een non-fictie-roman over rouwen.
Korte tijd nadien is er een oudermiddag op school. Binnen de kortste keren staan de ouders-met-kanker bij elkaar. ‘Alsof we een geheim genootschap vormden, een club waar niemand bij wil horen’ schrijft Van Zweden. Eén man, vier vrouwen in een club van vijf. Lotgenoten. Kort daarna rijpt bij Van Zweden het plan om de verhalen van de ouders en hun kinderen op te tekenen. Hoe gaan zij ermee om? Geeft het verbondenheid of juist fricties? Kunnen zij elkaar – en anderen – misschien steunen met hun verhalen? Ze schrijft de ouders een brief, legt haar plan voor en vraagt of zij mee willen doen. Binnen de kortste keren reageert iedereen positief.
In dit boek staan hoofdstuk voor hoofdstuk de verschillende verhalen van de ouders opgetekend. Met sommigen loopt het slecht af, met anderen voorlopig goed. Voorlopig, want de overlevers geven allemaal aan dat zij hun gevoel van veiligheid voorgoed zijn kwijtgeraakt.
Hun kinderen gaan er op eigen wijze mee om. De jongens geven zelf aan dat ‘ze niet van die praters zijn’, maar toch voelen ze een speciale verbondenheid met de zoon van een andere kanker-ouder. Omdat die wéét wat er thuis gebeurt, zonder praten geeft dat vertrouwen. De meisjes zijn prateriger, zoals gebruikelijk.
Toch leven alle kinderen voor een deel hun eigen leven. Dat hebben ze nodig. Ze willen thuis geen ruzies maken maar ze zitten in de pubertijd en hebben de behoefte zich af te zetten.
Dit is een boek vol emoties, vol nuchtere, droevige en ook meeslepende verhalen.
Het is niet alleen een boek voor iemand die thuis met kanker te maken heeft. Ook leerkrachten, jeugdwerkers, kankerpatiënten en mensen in de zorg zouden dit moeten lezen. Alleen zij? Nee, eigenlijk iedereen. Kanker is volksziekte nummer 1. Iedereen kent wel iemand met kanker. Wat zo iemand beleeft, wat zo iemand voelt, kan een buitenstaander niet weten. Van Zweden deed een geslaagde poging daartoe. Ze verdient daarvoor alle lof.
Ontroerend. Aangrijpend. Voortreffelijk. Lezen!