Joke van Leeuwen – De onervarenen. ISBN 978-90-214-0024-2, 237 pagina’s, € 19,99. Amsterdam: Querido 2015.
Het verhaal van een mislukte ‘volksplanting’.
Joke van Leeuwen (1952) is heel veelzijdig. Ze is schrijfster van romans en kinderboeken. Ze schrijft ook gedichten en ze is illustrator en performer. Ze heeft vele prijzen gekregen voor haar werk. In 2012 kreeg ze de Constantijn Huygensprijs voor haar oeuvre. Van haar is nu een historische roman verschenen. Het verhaal speelt in 1847 en gaat over een groep arme boeren die door de Maatschappij voor Overzeese Volksplanting overgehaald wordt om hun boerenarbeid voort te zetten in Zuid-Amerika. Hun wordt van alles beloofd…
Hoofdpersoon is de 17-jarige Odile. Ze woont alleen met haar ongehuwde moeder. Haar vader kent ze niet. Als op een dag een processie door hun straat trekt, wordt haar moeder woedend over dat stel ‘heilige’ huichelaars en halfnaakt verstoort ze de optocht. Ze wordt opgepakt en in een krankzinnigengesticht gestopt. Odile wordt dakloos. Ze maakt kennis met Koben, een boer met een knap uiterlijk, maar ook ongeletterd en zeer gelovig. Ze wordt zijn huishoudster, en belandt al snel bij hem in de bedstee. Hij wil met haar trouwen, maar heeft daar het geld niet voor. Ze leggen wel samen een gelofte af: we gingen buiten staan, tussen de kippen, naast het secreet, en beloofden elkaar en de wind dat we trouw zouden blijven tot de dood ons zou scheiden. De kippen en de os waren onze getuigen.
De aardappeloogst is mislukt en ze moeten van de pachtheer de boerderij verlaten. De moeder van Odile, die na twee jaar het gesticht mocht verlaten, is bij haar ingetrokken. Zij komt met een folder over een volksplanting. In een warm land, met vruchtbare grond en een huis, wacht een gouden toekomst. Met een groep andere boeren beginnen ze aan een zeereis naar een nieuw land. Als ze er komen valt alles tegen: te weinig huizen, nauwelijks ontgonnen grond vol rotsblokken. Hun nederzetting bevat slechts een loods met een winkeltje.
In de praktijk lijken ze wel slaven. Allen hebben schuld bij de grondeigenaar. Ze moeten de kosten van de reis en de woningen terugbetalen van de oogst. Ze mogen niet van het terrein af en in alles zijn ze afhankelijk van de eigenaar. Het werk is zwaar, het eten slecht en bij ziektes is er geen dokter. Alleen de moeder van Odile die apart woont in haar eigen huis en met weven haar geld verdient is vrij en gaat regelmatig naar de stad. Het is de grote vraag of de emigranten zich in zo’n vreemde omgeving in die barre omstandigheden kunnen handhaven en aanpassen.
De schrijfster heeft er voor gekozen tijd en plaats ongenoemd te laten. Uit interviews komen we te weten dat het verhaal zich afspeelt in 1847 en dat de reis naar Zuid-Amerika ging. Waarschijnlijk wil de schrijfster zich puur richten op de personen en hun gedragingen. De karakterbeschrijving is zeker het sterkste punt van de roman: de personen worden scherp getypeerd en bij sommigen zijn we getuige van een karakterontwikkeling. We beleven alles vanuit Odile. Het is bewonderingswaardig hoe zij zich weet te handhaven. Ook haar moeder is een kleurrijke persoon, een intelligente, onafhankelijke vrouw. Ze blijft voor haar dochter zorgen, terwijl ze het liefst met een wereldreiziger was meegegaan. De wonderlijkste ontwikkeling maakt de boer Koben door. Hij is een natuurlijke leider met veel charisma. Hij ontwikkelt zich ook tot geestelijk leider van een godsdienstige sekte.
Dit is een roman die wat tegenstrijdige gedachten oproept. Het boek is prachtig geschreven, in mooie taal, heel prettig om te lezen. Geen lange uitweidingen, alles is beknopt en verloopt snel. Maar wat de inhoud betreft, mis je toch veel. Een summiere aanduiding van plaats en tijd zou prettig geweest zijn. De schrijfster is echter heel consequent in het niet concreet benoemen. De moeder is de enige die de taal van het land spreekt. Je wil dan toch weten welke taal het is. De aankomst in het nieuwe land mist elke sfeer omdat het landschap niet beschreven wordt en de plaatselijke bewoners komen niet in het verhaal voor behalve de grondeigenaar. De focus blijft gericht op het groepje emigranten en hun gedragingen.
Opmerkelijk is de houding van deze mensen ten opzichte van de dood. Veel mensen overlijden. Dat begint al aan boord van het schip. In het nieuwe land sterven veel mensen. Ze worden ziek, ze krijgen een ongeluk, er zijn ongelukken en er wordt gemoord. Alles wordt vrij nuchter verwerkt, zelden is er sprake van grote emoties.
Toch is deze historische roman ondanks de enkele genoemde minpuntjes een bijzonder boek dat je niet onberoerd laat. Het is onthutsend om mee te maken dat een groep goedwillende mensen zo misleid wordt en dat er sprake is van pure slavernij, in dit geval gaat het om blanke slaven.
Het boek brengt veel onrecht en wantoestanden aan het licht: de psychiatrie uit die tijd, de oplichterij van de Maatschappij voor Overzeese Volksplanting, de slechte behandeling tijdens de bootreis en tenslotte de oplichterij en uitbuiting in het nieuwe tropische land.
Het verhaal is geheel fictie, maar het berust wel op research. Een korte toelichting aan het eind vertelt dat er inderdaad omstreeks 1850 Zeeuwen en Vlamingen naar Zuid-Amerika trokken op zoek naar een betere toekomst. Dit wetende maakt het boek nog meer indruk.
Tragisch verhaal, meeslepend opgeschreven.