Eginhard Meijering – Ja, dat geloof ik (en wel hierom). ISBN 978-90-435-2582-4, 142 pagina’s, € 14,90. Utrecht: Kok 2015.
Wat is er tegenwoordig nog over van het traditionele geloof?
Eginhard Meijering (1940) was lector in de theologiegeschiedenis aan de Universiteit Leiden. Hij was ook lange tijd predikant. Hij vraagt zich af wat er in deze moderne tijd met de ver gevorderde technologie nog over is van het aloude geloof. Kun je, nu we zo veel weten over de evolutie en het heelal, nog geloven in een God die de schepper is van hemel en aarde?
Meijering behoort tot de Remonstrantse kerk, een vrijzinnige kerk die veel ruimte biedt aan kritisch nadenken en die de oerknal als ontstaan van de wereld accepteert. Vrijzinnigen gaan niet uit van het automatische gezag van kerkelijke traditie en Bijbel. Wat blijft er dan nog over van het geloof? Hij probeert daar achter te komen door een eigentijdse uitleg van de Apostolische geloofsbelijdenis.
In vele kerken wordt meestal voorafgaand aan het avondmaal door de gehele gemeente de Apostolische geloofsbelijdenis uitgesproken. Niet iedereen kan deze geloofsbelijdenis nog volledig onderschrijven. Zo kun je vragen stellen of God de schepper is van de aarde, of Jezus Gods zoon is, of Maria Jezus als maagd ter wereld heeft gebracht, of Jezus is opgestaan van de dood en is opgevaren naar de hemel. Geloven wij nog in het laatste oordeel? Bestaat de Heilige Geest en is er leven na de dood? Meijering vraagt zich dit alles persoonlijk af en maakt als het ware de balans op van zijn geloof.
Gelukt het de auteur om de bovenstaande vragen helder en bevredigend te beantwoorden? We proberen daar achter te komen aan de hand van een aantal voorbeelden. Als eerste kijken we naar wat hij zegt over God de vader, schepper van hemel en aarde. De traditionele opvatting over de schepping is dat God in zijn almacht alle dingen uit het niets heeft geschapen. Meijering zegt dat God de aarde die woest en leeg was en een chaos, geordend heeft en dat Hij daar nog mee bezig is. Het evolutieproces wordt niet meer ontkend. De natuur laat een voortdurende strijd op leven en dood zien die veel lijden veroorzaakt. God kan ons niet voor dit lijden behoeden. Meijering distantieert zich ook van het voorzienigheidsgeloof waarin God naar believen ingrijpt om ons voor kwaad te behoeden.
Die ontvangen is van de heilige Geest, geboren uit de maagd Maria. De maagdelijke geboorte kunnen we niet aanvaarden. De geboorte van Jezus is niet te danken aan een man, maar werd bewerkstelligd door de Heilige Geest. Meijering ziet dit als een scheppingsdaad van God, een wonder. Aanvaardt een vrijzinnig theoloog zo maar een wonder dat niet te verklaren is? Zijn antwoord: we kunnen een wonder niet aanvaarden als een onvoorwaardelijk bewijs van Gods almacht. We laten de kwestie open.
Die geleden heeft onder Pontius Pilatus, is gekruisigd en begraven, nedergedaald ter helle en ten derde dage opgestaan uit de doden. Was het nodig dat Jezus gekruisigd werd om ons weer te verzoenen met God? Aan de ene kant verwerpt Meijering de bekende uitdrukking het bloed van Jezus reinigt alle zonden. Maar zijn eigen interpretatie is vrij duister: het mens-zijn dat in het leven en sterven van Jezus zichtbaar wordt, dat komt voort uit God zelf en dat is door God bedoeld voor ons allemaal om ons te bevrijden uit onze opgeslotenheid in onszelf. Duidelijker is de mening over het nedergedaald ter helle. Niemand gelooft nog in de hel. Het is een mythologische voorstelling. Wat met de uitdrukking bedoeld wordt, is dat Jezus het ergste kwaad waartoe wij mensen geneigd zijn heeft moeten en willen ondergaan. Als het gaat over de opstanding dan begeeft de schrijver zich op het pad van de historische Jezus. Hij is herkend door zijn leerlingen, Hij heeft in woord en gebaar met hen gecommuniceerd.
Opgevaren ten hemel, zittende ter rechterhand Gods. Wat de hemelvaart betreft wordt alles als symbolisch gezien. Jezus was verhoogd naar God. Hij leeft, niet bij ons, maar bij God. Aan de rechterhand betekent, de handelende kant, de kant van het heilzame werken van God onder ons mensen. Als de levende Heer is Jezus onder ons. Hier krijgen we een antwoord in pure geloofstaal die niet helder is.
De wederopstanding des vlezes en een eeuwig leven. Voor veel gelovigen en niet-gelovigen is het een cruciale vraag of er leven is na de dood. Wat deze vraag betreft gebruikt Meijering een enorme omhaal van woorden, waaruit het meest naar voren komt dat voortleven in onze tijd niet mogelijk is. Als er een oneindige tijd zou zijn, dan zou dat ook tot een oneindige verveling leiden. Hij constateert daarbij dat het eeuwig leven uit de prediking verdwenen is. Wel moeten pastores in het pastoraat de hoop op het leven na de dood nog blijven verkondigen. De schrijver komt er niet uit en weet niets anders te zeggen dan dat dit onderwerp dat vroeger centraal stond nu maar naar de rand verplaatst moet worden.
In dit boek maken we Meijering mee als een persoon die zo rationeel mogelijk eerlijke vragen over het geloof wil beantwoorden. Dat gelukt hem soms, maar vaak niet. Wel is het hem gelukt om deze soms lastige theologische kwesties helder uiteen te zetten. Hij is ook heel duidelijk over zijn geloof: zijn geloof in de levende Heer is ondanks het feit dat niet alles verklaard kan worden nog onaangetast, maar vele oude geloofswaarheden zijn verdwenen. Dit zal voor velen niet acceptabel zijn.
Een interessant boek voor wie wil nadenken over de huidige waarde van het christelijke geloof.