Raoul Serrée – De Wallen in de jaren ’60. Verhalen van prostituees, penoze en de postbode. ISBN 978-94-6297-013-7, 256 pagina’s. Amsterdam: De Kring 2015.
Herinneringen aan de Amsterdamse Wallen van een halve eeuw geleden.
De Amsterdamse Wallen zijn tegenwoordig vooral een toeristische trekpleister, er zijn zelfs gidsen die binnen- en buitenlanders de rosse buurt laten zien. De prostitutie bestaan nog wel, maar is strikt gereguleerd door de overheid. De hoertjes en pooiers van weleer praten met een zekere nostalgie over hoe het vroeger was.
Raoul Serrée (1968) studeerde Sociale Wetenschappen. Hij organiseert groepsuitjes naar en lezingen over de Wallen en opende tevens het Appie Baantjermuseum. Hij trof in een café de 93-jarige de voormalige pooier en inbreker Jan de Bollebakker, die na enig aandringen begon te vertellen over zijn verleden en Serré bij zijn relaties introduceerde als ‘gabber’.
Het resultaat is dit boek waarin de nodige oud-inwoners van de Wallen hun vaak sappige verhalen vol anekdotes vertelden. Niet alleen prostituees en souteneurs kwamen aan het woord, maar ook bijvoorbeeld café-uitbaters, barkeepers, winkeliers, heilsoldaten, de wijkagent, de klusjesman en de postbode. Naast de vele peeskamertje waren er ook ontiegelijk veel kroegen, waar het met de ‘ontucht’ verdiende geld rolde en waar veel werd gezopen en gegokt. De drugs en de buitenlandse prostituees kwamen later.
Vrijwel iedereen had een bijnaam. Zo had je Haring Arie, Blonde Mien, Parijse Leen, Zwarte Joop, Rooie Marie, Schele Henkie, Dikke Leen (die eens Miss Walletjes was geworden), Finse Henny, Utrechtse Beppie, Zwarte Cor, Kapstok Jantje, Wil de Paardekop, om er enkele te noemen. En Dollefie Zallefie, bekend van Dorus (Tom Manders) heeft echt bestaan.
Toen Blonde Mien overleed stond er in haar overlijdensadvertentie: ‘Ik heb alle lullen van de wereld gezien, grote en kleine…’
De wat ouderen werden familiaal met oom en tante aangesproken.
Uit het boek heb ik geleerd wat men op de Wallen onder pezen bestond, namelijk uitkleden. In tegenstelling tot tegenwoordig waren de hoeren ‘normaal’ gekleed. Voor elk kledingstuk dat uitging moest apart worden betaald. Geen wonder dat veel klanten later platzak weer op straat stonden.
Er moest wel worden gekuist. ‘Ik weet nog hoe Mien vertelde dat ze haar kassie altijd zelf schoonmaakte en de klanten er gewoon tussendoor gingen. Dan deed ze even een wip en daarna ging het schrobben verder.’
Soms gingen de zaken goed en werden er veel klanten ‘afgewerkt’. Als de dames hun vak goed verstonden ging dat zo veel mogelijk zonder echt geslachtsverkeer. ‘Als er al een kapotje omzat, dan was het vaak één flinke ruk en dan kwam hij klaar. O sorry, zeiden ze dan, de volgende keer mag je effe langer.’
‘De hoer spelen is een vak, veel lullen en zo min mogelijk doen. Maar je moet de bink wel goed naar huis sturen. Gelukkig waren de hoeren die ik had zitten uitgenast. Ze verdienden hun geld met lullen. Niet dat je hem tien keer in je kut krijgt, begrijp je? Liever ernaast dan erin’.
‘Zo had mijn vrouw een baron die meestal ’s nachts voor een wip kwam, maar mijn vrouw gaf er alleen een rukkie aan, dan was-ie al klaar.’
Over wijlen Majoor Bosshardt wordt nog steeds met grote achting gesproken. Zij leerde haar medewerkers om vooral niet te oordelen en hielp waar ze kon. Toen Tante Pietje op haar manier gelovig was geworden en wilde stoppen regelde de majoor een huisje. Pietje wilde haar vaste klant, Ome Arie, echter niet de deur wijzen, want dat zou niet christelijk zijn. ‘Maar ik doe het nu voor de helft van de prijs’. Toen de majoor suggereerde dan maar helemaal geen geld meer te vragen ging dat Tante Pietje echter te ver.
Anderen hielden ermee op als ze zich te oud voelden en namen een kat. ‘Katten hebben die wijven allemaal. Als ze niet meer neuken, nemen ze katten…’
Nu en dan overleed een klant ‘op de kut’. Die werd snel aangekleed en op straat neergelegd, soms met hulp van de politie. Dit om de familie ‘de schande’ te besparen.
Mooie, goed vertelde verhalen. Bij vlagen hilarisch.