H.M. van den Brink –Dijk. Een vergelijking. ISBN 978-90-254-4640-6, 189 pagina’s, € 18,99. Amsterdam: Atlas Contact 2016.
Veertig jaar geschiedenis van de Rijksdienst van het ijkwezen (1961-2001).
Hans Maarten van den Brink (1956) is een schrijver van romans en essays. Zijn bekendste werk is Over het water. Zijn nieuwste roman gaat over het ijken van onder andere weegschalen. Hoe kwam hij tot dit bijzondere onderwerp? In een interview vertelt hij dat hij al in zijn jeugd geobsedeerd was door weegschalen in winkels met het keurmerk van het ijkwezen. Van den Brink heeft overduidelijk degelijk research gedaan naar deze rijksdienst. Hij vertelt de geschiedenis ervan door het beschrijven van de loopbaan van twee ambtenaren.
De roman is niet-chronologisch verteld. Heden en verleden worden steeds afgewisseld. Het boek telt een aantal verhaallijnen. De belangrijkste gaat over de carrière van de ik-figuur en zijn collega Karl Dijk, vanaf de in diensttredding in 1961 tot hun pensionering veertig jaar later. Het tweede verhaal gaat over het schrijven van de afscheidsspeech die uitgesproken zou worden bij het afscheid van Karl Dijk. De directrice had het de ‘ik’ gevraagd. De ‘ik’ komt tot de ontdekking dat hij zijn naaste collega na veertig jaar niet echt kent. Zijn onderzoek in het personeelsarchief levert grote verrassingen op. Het derde verhaal gaat over de afscheidsbijeenkomst in de hal van het nieuwe kantoor, waarbij Dijk niet op komt dagen. De speech wordt toch gehouden. Tenslotte is er nog het verhaal van de ‘ik’ en de koffiejuffrouw, Ada, de enige vrouwelijke collega. Hij trouwt met haar en zij wordt om die reden ontslagen.
Op twee januari 1961 betreden twee jongemannen het IJkkantoor. Beiden zijn door de sollicitatieprocedure gekomen en beginnen die dag met hun werk. Ze delen een kamer die er troosteloos uitziet: Onze eigen kamer met twee afgeleefde bureaus en, in de deur geschroefd, kleerhaken voor onze jassen. Ladekasten langs de wanden. Daarbovenop dozen, ordners, mappen. Brood in vetvrij papier, dat in de bureaula werd gestopt. Twee jaar lang worden ze geschoold en daarna trekken ze de provincie in om weegtoestellen te keuren.
De gedeeltes die gaan over de bezoeken aan de winkels zijn buitengewoon vermakelijk. Aanvankelijk gaan de collega’s nog met z’n tweeën naar een stadje waar ze in een zaaltje de weegapparatuur meten die de winkeliers zelf komen brengen. Later gaan ze ieder afzonderlijk op weg en bezoeken zij winkeliers die hun apparatuur niet hebben laten keuren. Het uitvoerigst wordt het bezoek aan Sint Maartensvlotbrug beschreven. Bij een aardappelboer wordt de ‘ik’ gemolesteerd. In een kaashandeltje gedreven door twee oude mensen wordt de weegschaal niet eens gebruikt. Met veel moeite wordt hij tevoorschijn gehaald. De ‘ik’ blijft slapen in het plaatselijke pension. Voor hij daar heen gaat bezoekt hij nog een café. De manier waarop Van den Brink dit café met zijn sombere eigenaar beschrijft is heel beeldend. Het begint al met de reclame voor Hero Perl en de borden verlof A en B. Er is slechts flessenbier van het merk Oranjeboom.
Door de hele roman heen staan fragmenten die handelen over de afscheidsbijeenkomst van Dijk en de redevoering van de directrice. Eigenlijk gaat deze toespraak nauwelijks over Dijk, maar wordt een geschiedenis verteld van het ijkwezen. Een grote rol speelt daarbij het vervaardigen van de standaardkilo en de standaardmeter van bijzondere metalen en bewaard in het Pavillon de Breteuil in Parijs. De schrijver geeft hierbij veel feiten, wat deze fragmenten een beetje saai maakt. De dienst van het IJkwezen staat model voor de geschiedenis en ontwikkeling van vele rijksdiensten: van controle en wetshandhaving naar service-instituut, van rijksdienst naar een geprivatiseerde firma.
Heel mooi wordt de rol van de grote kilo, Le Grand K. beschreven. Het lijkt wel of het om iets heiligs gaat. Jaarlijks stromen uit heel Europa vertegenwoordigers van de IJkkantoren naar Parijs voor een controle van de kopieën van de standaardmaten. Het lijkt wel een soort ritueel, dat ook vanuit Nederland gebeurt: Uit Delft vertrekt een man in een windjack. In de ene hand heeft hij een aktetas, in de andere een enigszins versleten kistje. Hij neemt de trein, de metro naar het Pavillon de Breteuil.
Voor de oudere lezer is deze roman zeker nostalgisch te noemen en roept veel soms dierbare herinneringen op. De manier waarop de schrijver oude winkeltjes beschrijft ademt zeker een beetje heimwee. De schrijver spreekt niet expliciet uit dat hij de teloorgang van de kleine middenstand betreurt, maar tussen de regels door is dat wel merkbaar. Zeker als hij de verandering van het straatbeeld beschrijft. Hij beschrijft de bedrijvigheid van vroeger en wat er allemaal te zien was op straat: de slagersknecht met een grote mand voor op zijn fiets, de melkboer met zijn wagen met melkbussen, de groenteman die aardappelen afwoog, de bakker met zijn bakfiets met houten opbouw, de schillenboer en de voddenman die schreeuwen in plaats van bellen.
Behalve de geschiedenis van het IJkwezen gaat de roman vooral over Karl Dijk. Over de ‘ik-figuur” komen we weinig te weten. Dijk staat in het boek model voor de doorsneeambtenaar met veel plichtsbesef. De ‘ik’ heeft vanaf het begin veel ontzag voor Dijk. Deze is erg zwijgzaam en stug. Van een gemoedelijke sfeer tussen de collega’s is geen sprake. Als Dijk het woord neemt, dan is het om eens uit te leggen hoe het werkelijk zit. Hij komt met veel feitenkennis en ijzersterke argumenten. Zo handelt hij niet alleen tegenover zijn naaste collega, maar ook in vergaderingen. Hij schrijft ook regelmatig ongevraagd rapporten die hij richt tot de directie. Dijk is erg star en heeft de grootste moeite met veranderingen. Hij wordt steeds meer een zonderling, maar wonderlijk genoeg wordt zijn gedrag nog heel lang gedoogd, al wordt hij uiteindelijk op een zijspoor gezet en tenslotte voortijdig ontslagen.
De schrijver heeft voor de beschrijving van de sobere ambtenarij een eveneens sobere schrijfstijl gekozen. Het gebruik van beeldspraak ontbreekt vrijwel geheel. Daartegenover is er sprake van een heel heldere en pakkende vertelkunst. Ik gaf al enkele voorbeelden van kostelijke scènes. Bevreemdend is wel dat de schrijver nog veel te raden over laat. Hoe verloopt het dramatische einde nu precies? Wat gebeurt er met de ik-figuur na het afscheid van Dijk? Waardoor wordt hij zelfs ziek? Zo blijven er een aantal vragen.
Literair juweeltje.