Denise Mosbach – Stanley Hillis. Het ongrijpbare leven van het kopstuk uit de Amsterdamse onderwereld. ISBN 978-90-468-2056-8, 176 pagina’s, € 17,99. Amsterdam: Nieuw Amsterdam 2016.
Leven en dood van de bekende misdadiger Stanley Hilis.
Op 21 februari 2011 wordt de 64-jarige topcrimineel Stanley Hillis doodgeschoten. Maar liefst 37 kogels doorboren zijn lichaam op het moment dat hij in zijn auto zit te wachten op een afspraak.
Enkele politiemensen zijn getuige van de moord. Ze zitten verscholen onder een blauw dekzeil over een aanhanger, die zowat naast de auto van Hillis staat. Als één van de politiemensen iemand hoort komen aanlopen en hij door een kier kijkt, schrikt hij zich rot als hij ziet hoe een onbekende man een automatisch wapen tevoorschijn haalt en Hillis doorzeeft.
De politiemensen kunnen niets doen omdat zij te licht bewapend zijn. Ze vrezen dan ook voor hun leven, zeker als de moordenaar nog 2 keer terugkomt voor een tweede en derde salvo. Een geluk voor de hen: ze worden niet ontdekt.
Met bovenstaande gebeurtenis begint het boek van voormalig hockeyinternational en misdaadjournalist Denise Mosbach (1978). Ze beschrijft verder hoe de politie door gigantische blunders de daders uit het oog verliest, terwijl er nota bene even verderop een observatieteam klaar staat en een politiehelikopter in de lucht hangt. Net zoals destijds in de landelijke pers werd gedaan, vraagt Mosbach zich af of hier sprake was van een ‘staatsliquidatie’. Een vraag, die ze overigens niet met een definitief ja of nee kan beantwoorden.
Waar Mosbach wel duidelijkheid over geeft is de levensloop van Hillis. De jonge Stanley wordt al op jonge leeftijd uit huis geplaatst en als hij veertien is verdwijnt hij achter de tralies omdat hij – naar verluidt ‘per ongeluk’ – het ouderlijk huis in brand steekt. Niet dat hij veel goeds leert van het gevangenisleven, want daarna volgt nog een reeks celstraffen die met bijna even zoveel ontsnappingen gepaard gaan. Beroemd wordt zijn optreden in het tv-programma van Sonja Barend terwijl Justitie naarstig naar hem op zoek is.
Mosbach probeert ook een beeld te schetsen van de positie die Hillis innam in het criminele circuit. Maar net als bij zijn liquidatie moet ze een groot deel van het antwoord schuldig blijven, ondanks het feit dat ze spreekt met Hillis’ inner circle en met mensen aan beide kanten van de wet. Of Hillis de enige echte Nederlandse Capo di tutti capi was, de grote man van onze poldermaffia, kan ze niet met zekerheid zeggen. Wel duidelijk wordt dat Hillis een man was met twee gezichten: aan de ene kant vriendelijk, rustig en behulpzaam, aan de andere kant koud en berekenend. Overigens is dit niet verrassend, want je zou het aantal criminelen die tranen plengen als ze in de gevangenis bezoek krijgen van familie, niet graag de kost willen geven.
Na het boek te hebben gelezen, dringt de vraag zich op in hoeverre we er nu iets wijzer van zijn geworden. Oké, we weten meer over de persoon Hillis omdat het Mosbach lukte te spreken met zijn naasten – een uitzonderlijk gegeven. Kijken we echter ook naar andere belangrijke onderwerpen die Mosbach aansnijdt (Wie gaf de opdracht tot het vermoorden van Hillis en welke rol speelde Hillis in de criminele wereld?) dan komt ze niet ver. Waarbij overigens direct aangetekend wordt dat het een knappe jongen of meid is, die dat wel kan.
Al met al een boek dat niet meer dan een paar puzzelstukjes oplevert, bij het leggen van de vrijwel onoplosbare puzzel van ’s lands onderwereld. Wel interessant en prettig om te lezen, omdat Hillis een eigenaardige snuiter was. Ongrijpbaar voor zo’n beetje iedereen, zelfs achteraf.
Informatief boek dat helaas de meest cruciale vragen onbeantwoord laat.