Nikos Kazantzakis – Christus wordt weer gekruisigd. Vertaald uit het Grieks (O Christós xanastavrónete) door Hero Hokwerda. ISBN 978-90-284-2657-3, 447 pagina’s, € 29,99. Amsterdam: Wereldbibliotheek 2016.
Historische roman spelend in 1919 en handelend over Griekse christenen in Turkije.
Nikos Kazantzakis (1883 – 1957) was één van de belangrijkste Griekse schrijvers. Hij werd vooral bekend door het boek Leven en wandel van Zorbás de Griek (1946). Deze roman werd door de Wereldbiblitheek in 2015 in een nieuwe vertaling uitgegeven en nu is van een ander meesterwerk van Kazantzakis eveneens een nieuwe vertaling gemaakt: Christus wordt weer gekruisigd (1954). Kazantzakis was een overtuigd christen. Zijn boek De laatste verzoeking van Christus (1955) werd vooral beroemd door de verfilming. Zijn theologische opvattingen waren te afwijkend voor de kerk en dit laatste boek werd door de paus op de lijst van de verboden boeken geplaatst.
Het boek speelt zich af in het Griekse dorp Lykóvrysi in het Ottomaanse Klein Azië, Anatolië, het huidige Turkije. De Grieken wonen daar, maar de Turken zijn de baas. In dit dorp is het de Aga, een Turk en aanhanger van de Islam die de leiding heeft. Hij is lui, constant dronken of bezig met zijn zeer jonge minnaar ‘Joesoefje’. Ook de geestelijk leider pope Grigorius is vooral bezig met eten en drinken. Hij wil rust in zijn eigen parochie, en vrede met de Aga.
De eerste belangrijke gebeurtenis in het verhaal is dat de dorpsoudsten onder leiding van de pope een groep dorpelingen selecteren voor het passiespel dat één keer in de zeven jaar in het dorp wordt opgevoerd. Ze doen dat heel zorgvuldig. Als Christus wordt de schaapherder Manoliós uitgekozen. Hij is een alom gewaardeerde en onberispelijke jongeman. De uitverkoren acteurs die Jezus en zijn discipelen gaan spelen, nemen hun taak zo serieus dat ze zich zoveel mogelijk identificeren met hun rol. Dat geldt in sterke mate voor Manoliós. Hij wil zich echt gaan gedragen als de Jezus uit de evangeliën. Het gaat bij hem zo ver dat hij zelfs zijn verloving verbreekt.
Het verhaal neemt een wending als in het dorp een grote groep Griekse vluchtelingen aankomt. Hun dorp is verwoest door de Turken en onder de leiding van hun pope Fotis zijn ze gevlucht en ze hopen nu bij hun medechristenen en landgenoten onderdak en voedsel te kunnen vinden. Pope Grigorius weet niet goed wat hij moet doen. Hij toont geen enkel medelijden. Als bij de vluchtelingen een vrouw overlijdt, wordt direct gedacht aan een besmettelijke ziekte en de vluchtelingen worden weggestuurd. Zij vluchten naar de bergen waar ze beschutting vinden in enkele grotten. Er is duidelijk een scheiding der geesten ontstaan: de pope en de bevolking willen niets weten van de vluchtelingen, Manoliós en zijn kompanen gedragen zich als ware christenen. Hij spreekt zijn pope toe: Eerwaarde van me, pope Grigorius, luister naar hun stem, Christus lijdt honger en vraagt menslievendheid! Het mag niet helpen ze worden aan hun lot overgelaten.
Enige tijd later vindt er weer een ingrijpende gebeurtenis plaats. Het schandknaapje van de Aga wordt vermoord. Hij is ontroostbaar en woedend. Hij dreigt alle dorpsoudsten op te hangen als de dader niet wordt gevonden. Manoliós meldt zich als dader. Gelukkig meldt zich de jaloerse huishoudster van de Aga die de moord gepleegd heeft. Na de begrafenis vertrekt de Aga naar Smyrna om een ander jongetje te halen. Hij is wel een opmerkelijke moslim: openlijk pedofiel en dan ook nog voortdurend aan de drank.
Heel ingrijpend is de dood van de vader van Michelis, de Oude Ladas. Hij is een van de rijkste inwoners van het dorp. Hij bezit vele wijn- en olijfgaarden. Zijn zoon Michelis behoort bij het groepje van Manoliós. Hij speelt de discipel Johannes. Al zijn geërfde bezittingen wil hij aan de vluchtelingen geven.
De bevolking van Lykóvrysi neemt dit niet. Als de vluchtelingen hun bezit komen opeisen, ontstaan er gevechten, zelfs tussen de popes. Het gevecht tussen de popes is wel hilarisch: ze trekken aan elkaars baarden. Pope Griogorius stookt de bevolking op, want Manoliós en zijn groep zijn volgens hem bolsjewieken. De dorpelingen geloven hem en keren zich tegen Manoliós.
Deze historische roman uit 1954 bevat thema’s die nu weer actueel zijn. Dat geldt vooral voor het vluchtelingenprobleem. In dit verhaal gaat het niet eens om vreemdelingen uit een andere cultuur, maar om geestverwanten. De pope zegt heel zelfgenoegzaam dat alles juist zo goed ging in het dorp en nu kwamen die voddebalen, de boel verstoren.
De schrijver heeft met deze roman nog een andere bedoeling. Overduidelijk zijn de overeenkomsten van dit verhaal met het lijdensverhaal van Jezus Christus. In de pope kunnen we de hogepriester van het Sanhedrin terugzien en in de Turkse Aga is Pilatus te herkennen. Hij moet beslissen over leven of dood van Manoliós. Eigenlijk vindt hij hem wel sympathiek, hij had zich immers opgeofferd voor de dorpsoudsten. Toch moet hij om de rust te bewaren de pope en de door hem opgezweepte dorpelingen wel hun zin geven, zij eisen zijn bloed. Christus moet als het ware weer gekruisigd worden.
Het is een heel boeiende en meeslepende roman. Die zich in deze nieuwe vertaling goed laat lezen. Af en toe gebruikt hij zelfs uitdrukkingen uit de gewone omgangstaal: eigen schuld dikke bult, krijg de pip, zit ik met het gedonder, stelletje voddenbalen.
Indrukwekkende en confronterende roman.