Andrew Solomon – Ver van de boom. Vertaald uit het Engels (Far from the Tree: A Dozen Kinds of Love) door Pieter van der Veen, Chiel van Soelen, Jos den Bekker en Graa Boomsma. ISBN 978-90-468-1872-5, 1054 pagina’s, €34,99. Amsterdam: Nieuw Amsterdam 2016.
Gesprekken met ouders van ‘andere kinderen’ en psychologische adviezen.
Tussen de 7 miljard bewoners op aarde leven er 550 miljoen die ‘anders’ zijn: gehandicapt. Daarmee past één op de 14 mensen niet in het plaatje van wat anderen ‘normaal’ vinden. Ze zijn doof, ze zijn dwerg, ze hebben het Downsyndroom, zijn autist, schizofreen, meervoudig gehandicapt en ga zo maar door.
Ouderschap stort mensen abrupt in een relatie met iemand die hen vreemd is. En lang niet altijd komen de ouders bovenop de roze wolk te zitten, waarop ze voor de geboorte gerekend hadden. En: hoe vreemder dat nieuwe wezen is, hoe negatiever de reactie op dat nieuwe wezen kan uitpakken. Blijkt het kind ‘anders’ dan kan de bevreemding ouders of terneer slaan of hen tot krachtige mensen maken die het kind opvoeden als sterke mensen. Dat valt niet altijd mee. Maar ook immense problemen zijn er om overwonnen te worden.
In dit ‘boek vol vreemde wezens’ (citaat van de auteur) komen eveneens vreemden aan bod die niet iedereen zo beschouwt, mensen die afwijken van de doorsnee en zich daarin verenigen. Solomon noemt naast gehandicapten ook homo’s (zoals hij zelf, lange tijd als buitenstaander aangekeken), maar ook joden, christenen, zwarte mensen, transgenders… De een lijdt onder onbegrip, de ander recht de schouders en zoekt medestanders.
Andrew Solomon (1963) is hoogleraar klinische psychologie aan het Columbia University Medical Center. Ook is hij President of PEN American Center. Voor dit boek ontving hij vele prijzen waaronder de National Book Critics Circle Award.
Van kinderen die op hun ouders lijken wordt vaak gezegd: ‘De appel valt niet ver van de boom’. Gaat het om een aardige gelijkenis, dan vinden ouders dat prettig. Maar als het kind ‘anders’ is, dan gaat het om appels die elders terecht gekomen zijn, soms een paar boomgaarden verderop. En dan kijken de ouders de appel met bevreemding aan, met wantrouwen soms zelfs: is dat hun kind, hoe kan dat? Als je een kind hebt met een handicap, schrijft Solomon ben je voor altijd de ouder van een gehandicapt kind. Dat bepaalt in hoge mate hoe andere mensen naar je kijken en je inschatten.
In het hoofdstuk ‘Zoon’ vertelt Solomon het aangrijpende verhaal over een vrouw die door een erfelijke afwijking blind is. Zij trouwt een ziende man die niet maalt om haar blindheid en ze krijgen een ziend kind. De man belt dolgelukkig haar ouders om te vertellen dat hun kleinkind kan zien. En dan voelt de jonge moeder zich bijzonder gekwetst. Was zij opeens ‘niet goed’ meer? Solomon realiseert zich dat hij hetzelfde zou voelen als zijn broer hem dolgelukkig zou bellen met de mededeling dat zijn twee zoons hetero waren. Hij zou zich plots als ‘onvolwaardig’ beschouwd voelen.
Hoofdstuk na hoofdstuk praat Solomon met ouders en met jonge en volwassen ‘andere kinderen’ over de emoties die hun ‘anders-zijn’ opleveren. Elf afwijkingstypen, vele honderden gesprekken zijn er rond omheen gevoerd, allemaal vol interesse, empathie, kennis van zaken.
Dit boek komt in ons land inmiddels in de vierde druk uit. Deze paperbackuitgave is de eerste toegankelijk geprijsde. En daarmee durf ik dan ook een beroep te doen op alle scholen en andere instellingen die met kinderen werken om de aanschaf van dit boek op de prioriteitenlijst te zetten. Voor ouders met een kind dat ‘anders’ is, geldt hetzelfde.
Een indrukwekkend, ontroerend boek. Deze bestseller van de New York Times hoort ook in ons land ‘topstuk’ te zijn.