Robert Fabbri – Furie van Rome. Deel VII uit de reeks Vespasianus. Vertaald uit het Engels (The Furies of Rome) door Jan Smit. ISBN 978-90-452-1025-4, 350 pagina’s , € 14,95. Uithoorn: Karakter 2016
Intriges en bloedige strijd onder de tirannie van keizer Nero.
Robert Fabbri (1961) is de auteur van de bestseller-serie over het leven van keizer Vespasianus, waaraan hij in 2011 begon. Dit is al weer het zevende deel.
In 1934 verscheen van Robert Graves een fictieve autobiografie in twee delen van keizer Claudius. Beide boeken boden een kleurrijke en ook realistische inkijk in het leven van de eerste Romeinse keizers Augustus, Tiberius, Caligula en natuurlijk Claudius zelf. In de jaren zeventig kwam de BBC met een succesrijke televisieserie gebaseerd op beide boeken. Derek Jacobi speelde op onvergetelijke wijze de hoofdrol.
Geheel in deze traditie verschijnt een indrukwekkende serie boeken van Robert Fabbri die langs de lijn van een biografie van Vespasianus (6-79) de lezers meeneemt naar de laatste twee keizers van de Julisch-Claudische dynastie, Claudius en Nero, het zogenaamde Vierkeizerjaar (68/69) en de regering van keizer Vespasianus. Dit deel bestrijkt de jaren 58 tot 62.
We bevinden ons midden in de regeerperiode van keizer Nero (58-68). Het keizerrijk begint langzaam te kraken onder de terreur en de spilzucht van een jonge keizer die bij aanvang van dit boek net 21 jaar oud is. De eerste jaren van zijn regering verlopen goed, maar gaandeweg ontwikkelt de persoonlijkheid van Nero zich erg ongunstig. Hij ontpopt zich als een dictator met allerhande grillen en lusten. Niemand in zijn omgeving is zijn geld en zijn leven zeker en iedereen probeert, vaak ten koste van een ander, er het beste van te maken.
In de eerste helft van het boek vormt de moord van Nero op zijn moeder Aggripina een absoluut dieptepunt. Hij probeert Aggripina eerst te laten verdrinken in een speciaal daarvoor gebouwde boot. Als dat niet lukt laat hij haar lafhartig vermoorden. Fabbri baseert zich geheel op de Latijnse bronnen en geeft de pikante details precies zoals Tacitus en Suetonius die overleveren. Af en toe laat de schrijver enige (deskundige) fantasie toe, zonder de rode lijn van de waarheid geweld aan te doen. Slechts een enkele keer betrapt men hem op een anachronisme, zoals bij beschrijving van Nero’s abominabele zangkunst waar men leest: toen de laatste noot verstierf met een zwak gerochel… Noten, geschreven tonen, zijn namelijk een uitvinding uit de Middeleeuwen.
In de andere helft staan de krijgshandelingen in Brittannië centraal. Om ervoor te zorgen dat het Romeinse rijk geen aanzien verliest en geïnvesteerd geld niet teloor gaat, weet Vespasianus de opstandelingen in een grootse veldslag te verslaan. Dit is meesterlijk beschreven. Vanaf de gebruikelijke toespraken waarmee veldheren hun troepen moed inspreken tot en met de Romeinse overwinning laat dit zich lezen als kijkt men naar een film. Het vormt een majestueus einde van de veldtocht.
Het boek besluit met een niet onbelangrijke epiloog waarin de wreedheid van Nero weinig goeds voorspelt voor de laatste jaren van zijn regering en zelfs zijn geliefde leermeester Seneca voor zijn leven moet gaan vrezen.
Wie geïnteresseerd is deze klassieke tijd met zijn politieke intriges en niet bang is voor soms ronduit gruwelijke scenes zal dit boek zeker bevallen.
Levendig beeld van een tumultueuze periode uit de Romeinse geschiedenis.