Josepha Mendels – Je wist het toch. ISBN 978-90-5936-655-8, 214 pagina’s, € 18,95. Amsterdam: Cossee 2016.
Twee vluchtelingen ontdekken elkaar en verliezen zichzelf in de liefde.
Oorlog 1943. Frans Winter steekt via een levensgevaarlijke tocht met een mensensmokkelaar via Spanje over naar Engeland. Daar wil hij bij de marine. Maar hij valt af bij de medische keuring en krijgt een baan bij de administratie in Londen. Al in zijn eerste week ontmoet hij Henriëtje Bas, ook zij is een vluchteling uit Nederland. Zij trekken elkaar aan als magneten en storten zich in een verrukkelijke, speelse liefdesrelatie.
Ze leiden een ‘leven naast het leven’, dat weten ze beiden. En ze accentueren dat door elkaar een verzonnen naam te geven: Frans wordt Raderdier, Henriëtje wordt Kabouter. Ze weten dat hun liefde eindig zal zijn. Want Frans heeft in Nederland een vrouw, Marjolijn, en twee kinderen Annette en Kareltje. Zij zitten ondergedoken. Van meet af aan maakt Frans duidelijk dat hij naar zijn gezin terug zal gaan. Dat maakt de liefde tussen Raderdier en Kabouter broos, maar ook bijzonder. Altijd staat het gezin tussen hen in, maar als een verre schaduw die de twee regelmatig vergeten. Zodra echter de hoop ‘op meer’ opvlamt, sluipt dat gezin weer binnen.
Josepha Mendels (1902-1995) vluchtte tijdens de oorlog naar Engeland op dezelfde manier als hoofdpersoon Winter. Mendels is vrij onbekend, maar toch ontving ze in 1986 als eerste de Anna Bijns Prijs, een bekroning van haar imposante oeuvre waarin ‘onafhankelijk leven’ het belangrijkste thema vormde.
Dit boek kwam in 1948 uit. Toen was het verhaal over de geheime liefde van de man en vrouw die voor de oorlog gevlucht waren bijzonder controversieel. Het boek kreeg niet veel aandacht. Nu brengt Cossee het uit in de serie Literaire herontdekkingen, samen met een biografie van de auteur Josepha Mendels.
Het boek is in twee delen gesplitst. Wordt in het eerste deel ruimschoots aandacht besteed aan de zorgeloze liefde tussen Raderdier en Kabouter, in het tweede deel dringt de boze buitenwereld zich op, het lot van de weggevoerde joden. Ook Frans en Henriëtje zijn jood. Dat is voor Frans nooit aan de orde geweest. Word ik nu door deze oorlog een jood? vraagt hij zich af. Henriëtje kwam uit een streng orthodox joods gezin, zo streng dat de regels van het geloof op haar schouders drukten. Zo wilde ze niet leven. Maar ze danken nu wel hun vlucht naar Londen en daarmee hun grote liefde aan hun geschiedenis, aan het jood-zijn.
De vrede komt nabij. En daarmee hun scheiding. Kabouter moet weer Henriëtje Bas worden, Raderdier weer Frans Winter. Hun liefde was een spel van fantasie. Ze wisten het allebei vooraf. Deze liefde zal, zoals Henriëtje weemoedig zegt: altijd een boek zonder einde moeten blijven. Ze waren ‘getrouwd’ voor de duur van de oorlog.
Dit is een sprookjesachtig, poëtisch en prachtig geschreven boek vol schijngestalten en fantasieën. Toch hangt ook de melancholie als een vitrage over de bladzijden en wordt steeds beroerd door de wind van de realiteit.
Een boek voor fijnproevers. Goed dat het herontdekt is.