Mariëtte Middelbeek – De mensen van de ambulance. ISBN978-94-6068-279-7, 219 pagina’s, € 15,-. Baarn: Marmer 2016.
Verhalen over lief en leed op de ambulance.
De mensen van de ambulance – chauffeur, zorgbegeleider en verpleegkundige – en van de meldkamer staan 24 uur per dag, zeven dagen in de week klaar om hulp te verlenen. Als iemand in nood het 112 nummer belt en dat telefoontje is gefilterd (ook brandweer en politie vallen onder dat nummer) staat er onmiddellijk iemand paraat. Die stelt gerichte vragen: ‘Van waaruit belt u? Wat is er aan de hand? Kunt u mij meer vertellen: ademt de gewonde, hoe ligt hij erbij….?’ Ga zo maar door. Terwijl de mensen van de meldkamer zich een indruk vormen van de ernst en de aard van het geval is de ambulance al onderweg, met of zonder gillende sirene al naar gelang de situatie. Spannend? Soms. Soms ook alleen maar treurig. Of juist feestelijk: als er op het nippertje een baby wordt gehaald die voortijdig werd geboren.
Eigenlijk zijn ambulancemedewerkers gewone chauffeurs, verpleeghulpen en verpleegkundigen. Maar ze werken vanuit, in of naast een ziekenauto of bij iemand thuis. Dat is het verschil met hun collega’s in de ziekenhuizen, waaraan ze hun ‘korte klanten’ na eerste behandeling overdragen. Toch hebben veel mensen de neiging ambulancemedewerkers als ‘helden’ te zien. Aan dat beeld dragen ze zelf vaak graag bij. Vraag een ambulancemedewerker naar zijn of haar werk en je krijgt nogal eens stoere verhalen. Dat één derde van de 1,2 miljoen jaarlijkse ritten van de ambulance een soort veredelde ‘taxiritten’ is – een zieke naar het ziekenhuis vervoeren of van het ziekenhuis naar huis -, daarover hoor je ze zelden.
Mariëtte Middelbeek (1983) is journalist, auteur en ‘projectschrijver’: ze schrijft boeken waarin ze mensen van één bepaalde beroepsgroep interviewt. In 2009 kwamen er al eerder ambulanceverhalen uit, in 2010 schreef ze Redders langs de kust.
Voor deze bundel sprak de auteur met zestien mensen uit diverse geledingen van de ambulancezorg. Die gesprekjes (gemiddeld 2 pagina’s) beginnen met een naam, een plaats en de tijd van de melding. Aangezien de 16 sprekers voorin worden voorgesteld moet je steeds terugbladeren. Welke functie heeft de spreker? Het zou handiger zijn als dat herhaald werd, bijvoorbeeld Evert, chauffeur.
Er komt veel lief en leed langs: zelfmoorden, ongevallen, al dan niet met dodelijke slachtoffers, maar ook een echtpaar dat verrast wordt door de geboorte van een vierde kind. Ze wisten niet eens dat er een kind op komst was. Heel wat anders dan de geboorte van een dochter bij een 16-jarig psychisch gestoord meisje. Haar ouders staan liefdevol voor haar klaar, maar als ze in de schuur op zoek gaan naar oude babyspulletjes vinden ze daar tot hun schrik een doos met een dode baby, het jaar ervoor door hun dochter vermoord.
Wie op een feestje een ambulancemedewerker tegenkomt en dan snakt naar ‘mooie’ verhalen, kan zijn hart ophalen aan dit boek. Wie nuchterder is en zich realiseert dat een ambulancemedewerker even ‘heldhaftig’ is als de talloze zorgverleners in ziekenhuizen, zal er minder plezier aan beleven.
Eén ding is mij uit dit boek wel heel duidelijk geworden: wie kan reanimeren kan levens redden. De ambulancetelefonist tracht regelmatig paniekerige bellers telefonisch te begeleiden met althans een begin van een reanimatie, zodat er – tot de gele wagen komt – zo min mogelijk kostbare minuten verloren gaan. Lukt dat, dan heeft de patiënt veel betere kansen om te overleven. Alleen al om deze les is dit vlot geschreven boekje het lezen waard. En dan daarna naar die cursus natuurlijk.
Onderhoudende lectuur.