Mart Smeets – Aan de meet. ISBN 978-94-6297-032-8, 320 pagina’s, € 16,50. Amsterdam: De Kring 2016.
Mart Smeets beschrijft 27 wielrenners, ‘een kopgroep vol karakter’.
Mart Smeets ontmoette in zijn lange carrière als sportjournalist volgens eigen zeggen duizenden renners ontmoet. In dit boek voert hij er een aantal op met ‘wie ik wel kon praten, hoewel ze dat soms ook niet van harte deden’. Het aantal 27 werd bepaald door de aan de auteur gestelde deadline: Deze 27 mannen kwamen binnen de tijd binnen. Een vijftal kwam ‘hors délai’ over de streep. Te laat was te laat.
De schrijver rangschikte de besproken renners op alfabet (naar hun voornamen). Er zijn klinkende namen bij als Andrie van der Poel, Eddy Merckx, Erik Breukink, Gerrie Knetemann, Joop Zoetemelk, Hennie Kuiper, Jacques Anquetil, Jan Janssen, Lance Armstrong en Steven Rooks. Overigens zijn veel verhalen van en over de ‘mindere goden’ zeker net zo boeiend. En laten we wel wezen, al deze mannen kunnen bogen op prestaties die u en ik hen niet nadoen.
Mart Smeets (1947) behoeft geen introductie. Generaties sportliefhebbers kennen hem van zijn sportverslagen op radio en televisie en vanaf 1973 was hij bij bijna elke Tour de France aanwezig. Voor een breder publiek presenteerde hij jarenlang het populaire tv-programma De Avondetappe en hij schreef zo’n vijftig sportboeken. Smeets is een meesterlijk verteller die zich nog altijd in een grote populariteit kan verheugen. Maar hoge bomen vangen veel wind en in de loop van de jaren groeide ook het aantal Smeets-haters. Kinnesinne? Zij kunnen dit boek beter ongelezen laten.
Detail: Smeets staat in net pak op het cover. Waarom staat hij niet in één van zijn befaamde en spraakmakende kabeltruien afgebeeld? Dat heeft LeesKost dan maar gedaan. Maar dit terzijde.
Bij elke renner lezen we eerst iets over zijn tourdeelnames, ritzeges, plaats in het algemeen klassement, eventuele opgave en ploeg. Ook andere spectaculaire prestaties worden genoemd. Vervolgens komen we te weten wat Smeets van de desbetreffende persoon heeft vernomen, waarbij zaken als ploegtaktiek, ploegleider en doping aan de orde komen.
Op die doping wordt in dit boek wel erg gedetailleerde ingegaan, mijns inziens te gedetailleerd. Smeets heeft, bewust of onbewust, degenen die hem verwijten in het verleden te weinig aandacht aan dit onderwerp te hebben besteed (Smeets heeft terecht altijd geweigerd op onbewezen geruchten in te gaan) voor willen zijn. Ook het koersverloop van bepaalde etappes had mijns inziens wel wat minder breedvoerig uit de doeken mogen worden gedaan, maar ik ben dan ook geen echte wielerliefhebber. Graag had ik iets meer vernomen over de familieomstandigheden van de besproken renners.
Afgezien van deze kritiek blijft er genoeg te genieten over. Smeets blijft een meneer, maar ook een meneer heeft zijn sympathieën en antipathieën. Hij laat duidelijk zijn bewondering zien voor Eddy Merckx en is boos op de ‘bedriegers’en met name Lance Armstrong, aan wie hij ooit een boek wijdde toen deze nog het voordeel van de twijfel genoot. Maar de bewondering blijft voor de ‘lieve’ kant van Armstrong, die hij bijvoorbeeld toonde bij een bezoek aan kankerpatiëntjes in 2010 in Rotterdam.
Het portret van de onvergetelijke Kneet is wel zo mooi. Toen deze ooit in de Alpen na veel afzien werd gevraagd hoe hij zich voelde beet hij de jongen journalist toe: Heb ik me eigen binnenstebuiten getrokken om hier op tijd binnen te komen, staat er een oud wijf tegenover me met een opschrijfboekje in de hand die vraagt hoe ik me voel… Nou ik zal het je zeggen: ik voel me als Jos Brink op de dameslingerieafdeling van de Bijenkorf. Nou goed? En zo valt er nog veel meer te genieten. Wie ervan houdt komt bijvoorbeeld meer te weten over het ruften van Joop Zoetemelk, die dat zelf niet meer kon ruiken na een ongeluk.
Wie van mooie wielerverhalen houdt wordt met dit boek op zijn wenken bediend.