Sylvia Heimans – Josepha Mendels. Het eigenzinnige leven van een niet-nette dame. ISBN 978-90-5936-657-2. 348 pagina’s, €22,95. Amsterdam: Cossee 2016.
Gepassioneerde schrijfster pas laat gelauwerd.
Josepha Mendels was de derde dochter van leraar Isidore Mendels. Haar vader had gerekend op een zoon, hij zou hem Joseph noemen. Voor de ongewenste derde dochter plakte hij daar een ‘a’ aan vast. De dochter was ‘een wilde’, wellicht om haar vader jongensachtig te behagen. Maar toch werd ze in haar tienertijd tijdelijk uit huis geplaatst. Zij leed onder het verslechterende huwelijk van haar ouders. Al op de middelbare school onderscheidde ze zich als ‘het jodinnetje dat zo mooi opstellen schrijven kon’. Haar ouders vonden dat ze onderwijzeres moest worden. Jos – zoals ze zichzelf was gaan noemen – werd liever kindermeisje. Dan had ze meteen een goede reden om het huis uit te gaan. In haar latere boeken kijkt de schrijfster terug op die periode en verwerkt haar ervaringen in romans.
Zo gezeglijk als Jos’ oudere zusjes waren, zo opstandig was dochter nummer drie. Het ouderlijk gezag maar ook de strenge Joodse tradities volgens welke zij werd opgevoed, stonden haar tegen, zoals wetten en regels dat überhaupt deden. Die houding zorgde ervoor dat zij later ook wel een man, maar beslist geen huwelijk wilde, wel passie en seks maar niet meer. In haar eerste baan als kindermeisje in Overveen valt zij prompt in de armen van de vader van het kind: een heerlijk riekende man, een vrolijke vent, (…) een sensuele man die lekker rook naar Chanel no. 5. Ze deed alles voor haar meneer Maurits. De eerste intieme ontmoetingen vonden plaats in het bed van Josepha, naast een slapend kind. Het kind sliep lekker vast, dus dat was niet zo erg. In het boek Heimwee naar Haarlem kijkt de schrijfster terug op haar avonturen in Overveen.
Sylvia Heimans (1967) studeerde Algemene Letteren aan de Universiteit Utrecht. Ze is redacteur in het hoger beroepsonderwijs, Eind 2014 promoveerde ze aan de Radboud Universiteit Nijmegen op het leven van Josepha Mendels.
Mendels leidt geen gemakkelijk leven. In 1936 verhuist ze naar Parijs. Daar werkt ze aan een roman en is ze journalist voor Nederlandse kranten. Ook gidst ze als bijverdienste op de Wereldtentoonstelling. Als de Wereldoorlog begint, verhuist zij via omwegen naar Londen en gaat aan de slag voor de Rijksvoorlichtingsdienst. Voor haar joodse familie in Nederland loopt de oorlog rampzalig af. Iedereen wordt in Auschwitz vermoord. Het overschaduwt de rest van Josepha’s leven.
Na de oorlog wordt Josepha op 46-jarige leeftijd bommoeder (bewust ongehuwd) van zoon Eric. Een emancipatoire stap waar zij trots op is. In dit tijd schrijft ze drie romans die haar naam in de literaire wereld vestigen.
Als zij als eerste schrijfster in 1986 de Anna Bijnsprijs krijgt, zegt zij in haar toespraak Alles wat een mens schrijft, is autobiografisch. Wie haar romans kent, ziet in deze biografie hoe waar dat is.
Maar ook geldt: wie dit weet kan beter Mendels’ levendige en gepassioneerde romans lezen. Want hoe zorgvuldig, uitgebreid en van talloze bronnen voorzien deze biografie ook geschreven is, deze ‘niet-nette dame’ – want zo wilde de schrijfster graag gezien worden – komt niet uit de verf als de boeiende vrouw die zij moet zijn geweest.
Haar biografe schrijft wat dor, somt bijna plichtmatig, alle details uit Mendels’ leven op. Ik ben ervan overtuigd dat ze geen enkel detail vergeten is. Knap is dat. Maar ik had liever een biografie gelezen waarin wel wat was overgeslagen, maar waarin de hoofdpersoon warmbloediger tot leven gekomen was.
Wie Josepha Mendels echt wil leren kennen mag haar romans niet missen.