Marcel Cohen – Het innerlijk toneel. Feiten Vertaald uit het Frans (Sur la scène intérieure. Faits) door Katelijne De Vuyst. ISBN 978-90-253-0226-9. 136 pagina’s, €17,50. Amsterdam: Athenaeum-Polak & Van Gennep 2016.
Twee transporten en een kind was wees geworden.
Het was 1943. Als vijfjarig kind speelde Marcel Cohen op straat onder het waakzaam oog van dienstmeisje Annette, toen hij zag dat er bij zijn huis werd gebeld. Duitse soldaten haalden zijn hele (joodse) familie weg. Alleen moeder Marie en baby Monique kregen nog even respijt en moesten in een ziekenhuis wachten tot de baby drie maanden oud was, de leeftijd waarop ook een zuigeling – met de moeder – op transport ‘mocht’. Op transport naar de concentratiekampen waar de hele familie werd vergast. Marcel ontsprong de dans, werd ondergebracht bij een gezin en overleefde zo de oorlog.
Ruim zeventig jaar later noteert de schrijver, aan de hand van minuscule overblijfselen van zijn familie, zijn herinneringen aan hen en richt op die manier alsnog een klein monument op. Het zijn niet allemaal eigen herinneringen, hij was toen nog klein tenslotte. Vrienden en betrokkenen hielpen hem, al wisten ook zij niet veel meer.
Een hondje van geel wasdoek, een armbandje met de naam en geboortedatum van Monique, een beschilderd eierdopje, het haarnetje van zijn vader, een portefeuille en een tas, een asbak met een beertje en de viool van zijn vader zijn de objecten (Feiten) waarop de auteur zijn In Memoriam stoelt. Een foto van moeder Marie, vader Jacques, grootmoeder Sultana, grootvader Mercado, oom Joseph – allen Cohens – tante Rebecca, moeders broer David (later transport 75 in 1944) completeren het geheel. Een schamele voorraad spullen, zeker voor iemand als de auteur die zo diep moet graven, veel moet praten om de geschiedenis een plaats te geven. Hij vindt het onverteerbaar als voor al deze mensen – weggevoerd met de transporten 59 en 63 – de geschiedenis stopt met het woord Auschwitz.
Marcel Cohen (1937) studeerde journalistiek en kunstgeschiedenis. Zijn werk is diverse malen bekroond en in verschillende talen vertaald.
Hij graaft op alle mogelijke manieren. Wetend dat het geheugen van de geuren in het oudste gedeelte van ons brein ligt, zoekt hij in zijn latere leven de geur van Marie’s poudre de riz , een bedwelmende geur die opsteeg als Marie haar handtas openmaakte: een mengeling van poudre de riz, parfum, lipstick. In de kast bleef het leder van het zwarte tasje dat bij haar geklede outfits hoorde sterk doordrongen van deze samengestelde geur. Een geur van geluk. Zoals ook vaders eau de cologne gelukgevoelens opriep en vaders beeld verlevendigde. De schrijver vertelt hoe blij hij was toen hij de geur als volwassen man tegenkwam en zelf kon kopen en gebruiken.
Op die manier, kleine stukjes feiten gelardeerd met opkomende herinneringen die gedrukt worden in cursief, begint Cohens familie stukje bij heel klein stukje te leven. Twintig jaar geleden kreeg hij van een nichtje een klein speelgoedhondje, gemaakt van geel wasdoek, gevuld met paardenhaar. Hij had het haar als kind gegeven. Zij had het al die tijd bewaard en kon hem vertellen dat vader Jacques het ooit voor hem, zijn jonge zoon, gemaakt had. Het bewijs van mateloze tederheid realiseert de schrijver zich. Het aandoenlijke, onbeholpen hondje staat op de kaft afgebeeld.
En dat hondje is ook wat dit boekje is: een bewijs van mateloze tederheid ten aanzien van al die mensen die in 1943 voorgoed werden afgevoerd en die de schrijver nu in zijn herinneringen terugroept. Waar de stilte van vergetelheid hangt tekent liefde het beeld dat verdween.
Warm en ontroerend boekje.