Lidewijde Paris – Hoe lees ik? ISBN 978-90-468-2108-4, 286 pagina’s, € 17,99. Amsterdam: Nieuw Amsterdam 2016.
Welke middelen kan een schrijver aanwenden om zijn verhaal en zijn bedoeling duidelijker naar voren te brengen?
Dit boek lijkt op het eerste gezicht op een schoolboek, een leerboek voor het vak Nederlands dat de begrippen van de stilistiek en de romanstructuur aanleert. Het staat vol bekende begrippen: thema, perspectief, verteltijd, metaforen, stijlfiguren enzovoort. De uitleg is zeer uitvoerig. Wat het zo buitengewoon maakt zijn de voorbeelden.
Alle begrippen worden toegelicht met grote tekstfragmenten uit de literatuur. De schrijfster heeft niet zoals een schoolboek als doelstelling het leren maken van een tekstanalyse, maar ze wil de lezer meer inzicht geven in de manier waarop een literaire tekst geschreven is. Zo kom je verder dan het verhaaltje en leer je meer uit een literaire tekst te halen.
Lidewijde Paris is literair uitgever. Met het uitgeven van dit boek lanceert ze De Leesambassade, een project dat het literaire lezen op een toegankelijke manier wil stimuleren. Het boek is gebaseerd op haar literatuurlessen voor de Literatuurfabriek in Middelburg, haar aanbevelingen voor Opiumradio en tv, haar interviews met schrijvers en haar inleidingen bij de verhalen die zij koos voor Vrij Nederland.
In Deel Een, De roman als tekst – Basisbegrippen, begint de auteur met het bespreken van de beginregels van verschillende boeken. Ze zet een paar beginzinnen onder elkaar en vergelijkt ze. Er zijn verschillen in tijd, in vertelperspectief (ik-verhaal, hij/zij-verhaal). De ene keer zitten we direct in de actie en soms wordt er teruggeblikt. De schrijver moet keuzes maken. Om bepaalde effecten te bereiken kiest hij voor het best passende perspectief en gaat hij in het begin alles rustig inleiden, of is er direct actie. De schrijver kiest bewust uit de middelen die tot zijn beschikking staan, dit is de ambachtelijke kant van het schrijverschap, zijn vakmanschap. Paris laat ons dit heel duidelijk zien met vele voorbeelden.
In Deel Twee gaat het om toeters en bellen, stijlfiguren en aankleding. Paris heeft bij haar lezingen vaak de vraag gekregen waarom de schrijver zo veel moeite doet. Waarom zegt hij niet recht toe recht aan wat hij wil zeggen? Waarom verstopt hij van alles, maar verwacht hij wel dat ik het er weer uithaal? Zij antwoordt door te zoeken, beelden te vinden en van betekenis te voorzien, moet ik associëren, verbanden leggen, nadenken. Zo groei ik naar personages toe, ga ik standpunten innemen, kies ik een kant, vorm ik een oordeel. De bekendste stijlfiguren die een schrijver gebruikt zijn de vergelijking en de metafoor. Bij beeldspraak kan de schrijver laten zien of hij in staat is tot mooie en originele beeldspraak. De schrijfster geeft verscheidene voorbeelden van volgens haar mooie beeldspraak. De waardering van een vergelijking of metafoor is heel persoonlijk, Ze laat hier haar eigen smaak zien, maar smaken verschillen!
Aan het eind van dit deel wordt ook het begrip ‘symbool’ behandeld, dit keer een beetje kort. Wel geeft ze een aansprekend voorbeeld uit de roman De aanslag van Harry Mulisch. Door moeder Steenwijk wordt een trui uitgerafeld en tot een bolletje wol gewikkeld. Het uitrafelen wijst op de vergankelijkheid van het leven. Het oprollen slaat op het feit dat de familie door de Duitsers wordt ‘opgerold’. Met deze laatste verklaring heb ik wat moeite. Het oprollen is juist iets constructiefs, het begin van een nieuw product.
Deel Een en Twee gaan over de roman als tekst. In Deel Drie wordt aandacht besteed aan verwijzingen naar zaken buiten de tekst. De schrijfster zegt dat schrijvers naast hun verhaal, vaak verborgen tussen de regels, ook iets over de wereld vertellen. Zij zegt dat het vaak zo is dat je als lezer kennis van de wereld nodig hebt om een tekst helemaal te begrijpen. Dat is ongetwijfeld waar, maar het omgekeerde geldt ook. Vaak gebruikt de schrijfster de Max Havelaar, overigens tot mijn genoegen, als voorbeeld. Wat mij betreft heb ik juist veel kennis over Nederlands Indië verkregen door het lezen van het boek.
Het laatste hoofdstuk gaat over poëtica’s: opvattingen over wat literatuur moet zijn. De schrijfster laat duidelijk zien hoe subjectief het oordeel over literatuur vaak is. Iedereen heeft zijn eigen poëtica, uitgevers, schrijvers, lezers en ook recensenten. Vermeldenswaard is de poëtica van Arnon Grunberg: de schrijver moet ervoor zorgen dat het spannend is en dat ik wil doorlezen. Een waarheid als een koe.
Paris heeft met dit boek zeker haar doel bereikt: lezers die meer willen weten over de ambachtelijkheid van de literatuur en die inzicht willen krijgen hoe slim en mooi romans zijn geconstrueerd en geschreven worden met dit boek zeker op weg geholpen. Het is een zeer toegankelijk en sympathiek boek dat vakkundig en volledig de lezer bijspijkert. Ze geeft duidelijke en nuttige leesaanwijzingen en de begrippenlijst en het register zijn heel overzichtelijk en handig.
Handig naslagboek voor wie meer zicht wil krijgen op de literatuur.