Jan van Mersbergen – De ruiter. ISBN 978-90-5936-665-7, 249 pagina’s, €18,99. Amsterdam: Cossee 2016.
Waar werelden botsen biedt een paard een luisterend oor.
In de wei staat een afgedankt oud paard. Zijn werk als dekhengst zit erop, maar zijn baas is te veel op hem gesteld om hem naar de slager te brengen. Het mag met pensioen. Vanuit het weiland beziet hij al grazend het leven, ziet in de stal de merries staan die hij zo graag nog eens zou ontmoeten, en vormt hij zijn wijze mening van bejaarde hengst.
Dagelijks heeft hij contact met ‘de baas’, de man die hem gered heeft. Die man is eenzaam want zijn vrouw is pas gestorven en hij mist haar ontzettend. En dat vertelt hij niet alleen aan het paard, maar het paard voelt dat ook. Want het dier heeft de bijzondere gave dat hij weet wat iemand denkt als die persoon hem aanraakt.
Zo weet hij ook al gauw wat ‘het meisje’ , de kleindochter van de baas, bezielt. Zij is in de stad verliefd geworden op een bendeleider. Haar vader brengt haar onder bij opa, op het platteland, in de hoop dat zijn dochter losraakt van het stadse geweld. Ook zij praat tegen het paard. Zij is onzeker, moet haar twijfels kwijt.
In dit fascinerende boek is niet opa aan het woord of het meisje, maar alleen het paard. Hij is de ik-figuur. Vanuit zijn bedaarde bejaarde rustige paardenhersens krijgen we een blik op de wereld. Tussen de oude opa en het jonge meisje gaapt een grote kloof, evenals tussen het lawaaiige stadse leven en het stille platteland, tussen heden en verleden, mens en natuur. Maar al kan het paard troost bieden door te luisteren, echte problemen kan hij niet oplossen. En het meisje vertrouwt het paard toe dat ze ervan overtuigd is dat haar vriend de genadeloze bendeleider haar zal vinden bij haar grootvader.
Jan van Mersbergen (1971) ontving als de F. Bordewijkprijs en de BNG Nieuwe Literatuurprijs. Zijn werk wordt breed vertaald, twee romans worden momenteel verfilmd.
Het is vreemd om te bivakkeren in het hoofd van een oud paard. Het dier hoort de verhalen van de baas en het meisje aan, maar interpreteert ze vanuit zijn eigen dieren-besef. Daarmee blijft er een dreiging op de achtergrond die het paard wel voelt, maar niet ziet. Hij kan immers niet vooruitdenken, niet interpreteren. Het paardenperspectief vaart op zijn zintuigen: op luisteren, zien, ruiken en voelen. Het paard ervaart zo de pure overdracht van emoties en ondanks dat de ratio bij hem achterwege blijft, is hij tot empathie in staat. Die empathie beroert ook de lezer.
Als de agressie van de buitenwereld het platteland binnendringt, krijgt De ruiter zowaar even de trekken van een onverwachte Hollandse polderwestern. Maar al met al gaat het daar niet echt om. Het verhaal draait om de razendknappe verbeelding van de emoties van het wijze paard.
Ontroering, tederheid en fijnzinnigheid zijn de sleutelwoorden voor dit juweel.