Vilan van de Loo – Van Tim naar Bertje. Kleine autobiografie van rouwen en liefhebben. ISBN 978-94-6022-435-5. 95 pagina’s, €12,50. Volendam: LM Publishers.
Kater Tim is bijna 20 als hij doodgaat. Zijn bazin rouwt vol overgave.
Vilan van der Loo heeft al verschillende katten als huisdier gehad als zij de drie jaar oude rode kater Tim uit het asiel haalt. Het dier voelt zich niet meteen thuis, maar zijn bazin weet hem met liefde, zachte woordjes, heerlijk eten en een comfortabel bedje voor zich te winnen. En daarna ontstaat er tussen vrouw en poes een ware liefdesrelatie. Ze raken ingespeeld op elkaar. De poes weet wat het vrouwtje van hem verlangt, Vilan weet hoe ze haar dierbare Tim kan plezieren. Als het een huwelijk was, zou het een modelhuwelijk worden genoemd.
Maar de tijd schrijdt voort. En met het klimmen der jaren slaat de fysieke slijtage toe bij de poes. Toegegeven, hij is ijzersterk, maar katten worden nu eenmaal niet zo oud als mensen. Tims bazin ziet bezorgd dat haar lieveling kwalen krijgt. Kwalen waarvoor ze de dierenarts consulteert, maar die niet altijd te verhelpen zijn. Als Tim op eerbiedwaardige leeftijd een TIA krijgt geneest hij toch, dankzij de enorme dosis extra aaien en aandacht die Vilan hem geeft. En dat is geen onzin, bevestigt de dierenarts haar. Dus als hij twee jaar later nog een TIA krijgt, maar dan veel ernstiger, ziet Vilan het als haar taak Tim opnieuw te genezen. Als dat maar lukt. En het lukt niet. Een paar dagen voor de kater twintig jaar wordt moet de dierenarts hem een spuitje geven. Langer in leven houden zou het dier een kwelling zijn. Vilan blijft achter in diepe rouw. Ze huilt dagen lang. Wat is haar leven nog waard zonder haar grote liefde? Ze gaat op zoek naar haar gestorven geliefde, ze gaat op zoek naar troost. Die zoektocht beschrijft ze minutieus. Een nieuwe liefde, Adelbert Cornelis, wordt haar redding.
Vilan van de Loo (1961) schreef twintig boeken over geschiedenis, vechtsport, bedrijfsleven, ouderen, katten en literatuur. Ze studeerde Nederlands in Leiden en promoveerde in de Indische letterkunde. Haar kattenliefde brachten haar ook tot een blog over Tim.
Het is een bekend gegeven: kattenhouders zijn vaak zo dol op hun huisdieren dat ze die bijna als kinderen beschouwen. En aangezien geen dier de hand bijt die hem voedt worden ze daarvoor beloond met gespin, aanhalig gedrag en opschootspringerij die de bazen de indruk geven dat de liefde wederzijds is. Wat wil een mens nog meer? Wat wil Van de Loo nog meer? Niets, zo blijkt. Want de rouw bij de dood van haar kater Tim is zo groot dat je de indruk krijgt dat zij een kind verliest.
Mag een boekje als dit gerecenseerd worden door een lezer die allergisch is voor katten en bovendien een kat ‘gewoon een huisdier’ vindt? Ach, misschien is dat juist goed. Want al lezend bekroop mij een gevoel van doe normaal zeg, ik vond het al met al een tikkie eng.
Kortom Van de Loo kan zeker schrijven, daarop valt niets af te dingen. Maar geef dit boek alleen aan iemand die ook aan kattengekte lijdt. Of aan kattenliefde om het vriendelijker te benoemen. ‘Normale’ dierenliefhebbers, laat staan mensen die niets met beesten hebben, zullen het een sneu boekje vinden. Buiten alle proporties.