Lennaert Nijgh – Tobia of de Ontdekking van het Masturbaat. ISBN 978-90-5429-436-8, 257 pagina’s, € 19,99. Schoorl: Uitgeverij Conserve, derde druk 2017.
De erotisch-pijnlijke jaren van een student tijdens de zestiger jaren.
Onlangs werd de heruitgave van dit boek gepresenteerd, dat goed past bij het boekenweekthema Verboden vruchten. De eerste druk verscheen in 1971. Het was geen succes en het grootste deel van de uitgave kwam terecht bij De Slegte. Door een brand werd de hele voorraad vernietigd. In de inleiding van de tweede druk in 1991 constateert Lennaert Nijgh tot zijn verbazing dat het boek nog niet vergeten is en dat het zelfs een soort cultboek is geworden. Nu, vijftien jaar na zijn overlijden, is er zelfs een derde druk verschenen.
Lennaert Nijgh (1945-2002) werd vooral bekend als de tekstdichter van Boudewijn de Groot. Hij groeide op in Haarlem waar hij tot zijn dood toe een prominente inwoner was. Hij schreef liedteksten voor vele artiesten. Daarnaast schreef hij ook musicals, zoals De engel van Amsterdam. In het Haarlems Dagblad schreef hij columns en één van zijn laatste boeken was Met open mond , de 150-jarige geschiedenis van de drogisterij Van der Pigge.
De basis van het boek is gevormd door de brieven die Nijgh schreef aan een vriend. Hij schreef dit als Tobia, zijn alter ego. Op het lyceum had hij van een leraar de naam Tobias gekregen. In de brieven gebruikte hij de bijbelse naam Tobia. Om die reden kreeg de hoofdpersoon een dominee als vader, in de roman steeds Ouwe Tobia genoemd. Het boek speelt zich af in Haarlem en omgeving en tevens in Amsterdam waar Tobia ging studeren.
In de eerste brief, Haarlem 23 oktober 1964, schrijft Tobia dat hij geslaagd is voor zijn examen en dat hij gaat studeren in Amsterdam. Hij hoopt dat hij in Amsterdam actief kan worden op ‘geslachtelijk’ gebied. Tot nu toe was dat nog gebeurd. Het enige, dat steeds frequenter tot stand kwam was zijn instrumentarium. Het was duidelijk dat Tobia er hard aan toe was zich geslachtelijk te verenigen.
Voordat Tobia naar Amsterdam vertrekt, krijgt hij van Ouwe Tobia een preek. Zijn vader keek zelf met plezier terug op zijn studententijd. Tot verbazing van Tobia kwam vader niet met een boetepreek over zedenverval, maar was hij heel toeschietelijk. Je zult echt wel eens een scharreltje hebben waarmee je in bed kruipt, dat heb ik ook gehad. Gebruik altijd een preservatief, weet je wel. Natuurlijk Pa, dat doe ik.
Meteen bij het eerste feest is het raak, maar Tobia’s eerste twee pogingen mislukken: ze had geen zin en bij de ander was hij wat onhandig. Eigenlijk gaat de gehele roman zo door. Hij krijgt kansen genoeg, maar iedere keer gaat er iets mis. Eén keer dreigt het te lukken, maar dan weigert zijn instrumentarium. Een andere keer is hij te aardig en zegt het meisje ik vind jou zo’n echt hartelijke jongen. Ik zou het met jou nooit kunnen. De roman gaat eigenlijk alleen om de vergeefse pogingen van Tobias een vrouw te beminnen. Het wordt af en toe zelfs wat eentonig.
Een hoogtepunt in het boek is het feest in een Aerdenhoutse villa. Zijn vader denkt dat het een net feestje is bij een christelijke familie. De dochter zat op catechisatie. Ouwe Tobias gaat ook naar de villa om een borrel te drinken met de bevriende vader. De ouders zijn echter niet thuis en het feest is heel wild. De dominee belandt in allerlei toestanden. Hij valt van de trap en wordt met cognac bijgebracht. De andere dag moet Ds. Tobia zich ziek melden voor de kerkdienst. Een heel hilarisch hoofdstuk.
Dit is een vermakelijke, soms wat melige roman. Ook nu nog goed te lezen. Hoewel de inhoud soms wat heftig lijkt maakt de ironie het allemaal wat onschuldiger. Daarbij doet het wat plechtige taalgebruik af en toe denken aan Gerard Reve.
Grappige herinneringen aan een wilde studententijd.