Wim Brands – Verzamelde gedichten. Bezorgd door Monique Edelschaap en Thomas Verbogt. ISBN 978-90- 2826-192-1, 522 pagina’s, € 27,50. Amsterdam: Van Oorschot 2017.
Alle gedichten van Wim Brands: de dichtbundels en de ongebundelde gedichten.
Een jaar na Brands plotselinge dood verschijnen zijn Verzamelde gedichten. Zijn vrouw Monique Edelschaap en zijn redacteur en vriend Thomas Verbogt verzamelden het werk van Wim Brands. Het is een omvangrijke en indrukwekkende verzameling geworden. Niet alleen de reeds uitgegeven bundels zijn opgenomen, maar ook losse gedichten die in tijdschriften zijn verschenen en gedichten die nog niet eerder zijn gepubliceerd. Het gaat om 95 ongebundelde gedichten. Er staat ook nog een ondeugend stripverhaal in met tekeningen van Toine Moerbeek. Verder zijn enkele brieven en blogs opgenomen. Het geheel wordt afgesloten met nawoord van Thomas Verbogt.
Wim Brands (1959-2016) dichtte al op 19-jarige leeftijd. Zijn eerste gedichten verschenen direct al in het Hollands Maandblad. In 1985 kwam zijn eerste bundel Inslag uit. Daarna volgden Koningen, de gehavende (1990), Zwemmen in de nacht (1995), In de metro (1997), De schoenen van de buurman (1999), Ruimtevaart (2005), Neem me mee, zei de hond (2010) en ’s Middags zwem ik in de Noordzee (2014). Brands was vooral bekend van zijn radio- en televisieprogramma’s. Zij bekendste programma’s waren De Avonden en Boeken. Dat hij een belangrijk en gewaardeerd dichter was blijkt bijvoorbeeld ook uit het feit dat in de gezaghebbende bloemlezing van Gerrit Komrij vier gedichten van Wim Brands voorkomen.
Waarover schreef hij, wat waren zijn thema’s? Bladerend in het boek valt op dat zijn keuze van onderwerpen zeer divers is. Het is wel duidelijk dat zijn gedichten niet zijn ontstaan aan zijn bureau. Zijn inspiratie vindt hij door goed rond te kijken in zijn omgeving. In de eerste bundels gaat het vaak om landschappen van zijn geboortestreek bij de IJssel. Ook dieren hebben zijn belangstelling (kauw, pauw,bok, vissen, uil, walvissen, giraffe en natuurlijk honden). Veel schrijft hij ook over zijn vader. De latere gedichten ontstonden tijdens zijn dagelijkse wandelingen met zijn hond door Amsterdam. Hij zag dan vaak dingen die andere mensen niet zagen. Zijn uitspraak in een interview: wie niet kan kijken , kan niet dichten.
Wim Brands had geen gelukkige jeugd. Zijn ouders hadden voortdurend conflicten en met zijn vader had hij nauwelijks contact. Zijn vader had vaak epileptische aanvallen. Hij viel dan op de grond en was enige tijd buiten kennis. Zijn gezinsleden reageerden daar nauwelijks op. Het gedicht Vader gaat daarover.
Zijn ziekte. Eerst tolt hij
dan de val. Hij brengt zichzelf
ter wereld zoals geen vrouw
een kind. Nadien het spartelen.
Zoekt houvast. Jouw been?
Jij stapt opzij.
Laffe getuige van een vader
die in de keuken verdrinkt.
In de bundel ’s Middags zwem ik in de Noordzee komt een brief voor, waarin hij vertelt over een fietstocht met zijn vader. Deze viel in een ondiepe sloot. Toen hij zag dat zijn vader niet kon verdrinken ging hij er vandoor. Hij schaamde zich daar altijd voor, maar in deze brief zegt hij: tegen de jongen die daar wegfietst wil hij zeggen dat hij zich niet hoeft te schamen. Hij vlucht niet. Hij ontsnapt.
Zijn vader heeft zich verhangen. Brands spreekt daarover in een gedicht op een koele manier. Hij is eigenlijk alleen maar nieuwsgierig of zijn vader zijn nek brak. Nog erger is de reactie van zijn moeder:
Hij werd omlaaggehaald
en zij snauwde dat
het snel moest
ze wilde haar auto kwijt. Dat is wat ze zei.
Een heel andere Wim Brands zien we in het gedicht dat hij schreef voor Monique, zijn vrouw.
Ik hou van je.
Ik hou van hoe je kamer ruikt,
je kledingkast, je bed
Zo ruiken de basten van bomen
in het zeer vroege voorjaar, als er nog geen/bladeren zijn – en alle kracht nog in de bomen zit.
Als het leven nog in de deuropening staat.
De gedichten die over dieren gaan, zijn vaak geestig.
Ik hou van paarden
omdat ze uit
badkuipen
drinken.
Over parkieten
Plotseling ziet ze een paar hofdames
wandelend door het park.
Ze willen praten over paleiszaken
maar durven niet, voor de kooi
met parkieten.
Wim Brands verzorgde ook de teksten bij zogenaamde eenzame uitvaarten. Voor een volkomen onbekende dode maakte hij dan een gedicht dat hij voordroeg bij de uitvaart. Er staan zes van dergelijke uitvaartteksten in de bundel ’s Middags zwem ik in de Noordzee. Een voorbeeld is In memoriam Christiaan Berk.
Je kunt de man zijn die op maandagochtend
de tram naar de stad neemt
en in een net geopend fastfoodrestaurant een kop koffie bestelt
en dan na de tweede kop weer naar huis gaat
waar een hond wacht die eigenlijk niet meer naar buiten wil,
of misschien wel de herinnering aan een hond (fragment).
De stijl van Brands lijkt heel ‘gewoontjes’. Hij hield niet van mooischrijverij. Geen opdringerige beeldspraak of rijm. Het zijn eigenlijk kleine anekdotes die wat woorden betreft tot een minimum werden teruggebracht. Thomas Verbogt noemt de gedichten heldere poëzie. Als redacteur van Brands weet hij ook dat deze niet hield van poëzie die te vol is. Poëzie waarin je te lang naar de betekenis ervan moet zoeken. Dat vond hij maar aanstellerij. In het gedicht Poëzie zegt de dichter over hoogdravende poëzie:
Ik haat de dweper die over de maan
dat rustpunt hoog aan de hemel schrijft
Liever blijf ik laagbijdegronds.
Ogenschijnlijk gaat het om simpele versjes, maar toch zit er vaak een diepere gedachte achter die je raakt en bijblijft. Deze verzamelde gedichten vormen een rijke schat aan taalkunst en levenswijsheid.
Een mooie verzameling van toegankelijke gedichten.