Peter Janzen en Frans Oerlemans – Willem Kloos (1859-1938). O God, waarom schijnt de zon nog! ISBN 978-94-6004-322-2, 407 pagina’s, € 29,50. Nijmegen: Vantilt 2017.
Nieuwe feiten en beeldmateriaal geven een beter beeld van de dichter Willem Kloos.
Deze nieuwe biografie over Kloos geeft een andere visie op hem. De auteurs hebben veel correspondentie gelezen en nieuw illustratiemateriaal verzameld. Het boek geeft een chronologisch overzicht. Veel aandacht is er voor zijn moeilijke persoonlijke leven: zijn liefdeloze jeugd de intense vriendschappen met Jacques Perk en Albert Verwey, zijn vele conflicten, zijn alcoholverslaving en zijn verblijf in diverse psychiatrische klinieken. Daarnaast gaat het natuurlijk ook over Kloos als dichter, als inspirator en leider van het tijdschrift De Nieuwe Gids, als kritische recensent en maker van scheldsonnetten. De laatste drie hoofdstukken gaan over 1900-1938, de periode dat hij getrouwd is. Dit is een episode van stabiliteit met weinig nieuws.
De auteurs Peter Janzen (historicus) en Frans Oerlemans (neerlandicus) waren docent aan het Hervormd Lyceum West in Amsterdam. Samen verzorgden ze verscheidene publicaties in het literaire tijdschrift De Parelduiker over de Tachtigers. Beiden zijn gepromoveerd op een studie over de Amsterdamse periode van Willem Kloos. Janzen over de periode 1859-1888 en Oerlemans over 1888-1900. Tegelijkertijd met deze biografie verzorgden ze een integrale herdruk van de bundel Verzen.
Veel aandacht wordt besteed aan de twee grootste vriendschappen van Kloos. Eerst Jacques Perk. Beiden schrijven sonnetten, ze inspireren elkaar. Samen reizen ze naar La Roche-en-Ardenne, waar Perk zijn Mathilde ontmoette en samen ontdekken ze de dichter Shelley. Kloos legt echter zo veel beslag op Jacques dat het hem te veel wordt. Er volgt een verwijdering die definitief wordt als Perk in korte tijd overlijdt aan tuberculose. Kloos mag zijn werk uitgeven. In De Nederlandsche Spectator schrijft bij een In memoriam Jacques Perk. In dit artikel komt Kloos ook met zijn opvattingen van nieuwe poëzie. Hij rekent af met Beets, ten Kate en de Génestet. Zij schreven voor de brave burger en niet puur voor de schoonheid.
Albert Verwey was zijn tweede vriend. Toen hij hem ontmoette was hij een zestienjarige, veelbelovende dichter. Hun gemeenschappelijke leraar Nederlands Willem Doornbos bracht hen samen. Met Verwey maakte hij de gedichtenbundel Julia. Als pseudoniem voor de auteur werd de naam Guido gebruikt. Het was een parodie op de domineespoëzie. De critici trapten er in en hadden goede kritieken. Tussen Albert en Willem ontstaat een hechtte vriendschap. Uit hun gedichten lijkt het meer om liefde te gaan. Verwey was ook zeer betrokken bij het tijdschrift De Nieuwe Gids. Als Verwey breekt met Willem Kloos en zich verlooft met Kitty van Vloten gaat het met Kloos bergafwaarts. Hij raakt aan de drank.
Behalve over Kloos gaat dit boek ook over het tijdschrift De Nieuwe Gids. Niet verwonderlijk, want uit alles blijkt dat dit blad het kind van Kloos was. Hij was medeoprichter, hij formuleerde de belangrijkste uitgangspunten van dit blad van de Tachtigers. Al gauw kreeg hij conflicten met de mederedacteurs. Zij gingen weg en werden vervangen. Het belangrijkste verschilpunt was het principe l’art pour l’art. Het ging Kloos om de schoonheid, hij was in de eerste plaats een estheet. De anderen waren maatschappelijk betrokken en voelden zich aangetrokken door het socialisme. Kloos bleef tot zijn dood redacteur van het blad.
Veel aandacht is er voor de neergang van Kloos. De inleiding is er zelfs geheel aan gewijd. Het grootse probleem was zijn drankzucht. Na een delirium werd hij behandeld in een sanatorium in Arnhem. Hij vluchtte voortijdig naar Amsterdam. Daar begon hij weer te drinken en deed hij een poging tot zelfmoord. Er volgde een opname in het Wilhelmina Gasthuis. De inleiding vertelt dat de 36-jarige Kloos met een begeleider op weg gaat naar een Krankzinnigengesticht in Utrecht. Het hoofdstuk De gekken zitten in hun kerkgebouw is gewijd aan zijn verblijf in deze inrichting. Als hij genezen is gaat hij voor een half jaar bij Frederik van Eeden wonen in Bussum.
De laatste drie hoofdstukken bespreken de periode dat Kloos in Den Haag woonde. In 1900 trouwde hij met Jeanne Reyneke van Stuwe. Zij was zelf schrijfster en dichteres. Door dit huwelijk veranderde hij in een brave burgerman die een geregeld leven leidde. Hij ging door met zijn schrijverij en zijn tijdschrift. Hij schreef nog zo’n 1200 sonnetten. Volgens de meeste literatoren is het allemaal van matige kwaliteit. Ook als criticus had hij nog weinig te zeggen. Zijn vriend en mederedacteur Hein Boeken zei tegen hem dat het voor zijn reputatie als criticus goed zou zijn als Willem eens een paar maanden zweeg. Toch lijkt het zo dat naar het latere werk van Kloos nog weinig serieus onderzoek is verricht. Er moeten toch wel enkele goede gedichten bij zijn. Ook in deze biografie wordt veertig jaar in drie hoofdstukken beschreven.
In het Nawoord wordt nog een samenvattende analyse gemaakt van de Kloos’ gecompliceerde persoonlijkheid. Eerst is er veel lof: de grootste dichter van zijn tijd, hij dichtte sonnetten met onsterfelijke regels. Daarnaast analyseerde hij op messcherpe wijze en met veel venijn het werk van de voorbije generatie. Wat zijn karakter betreft komen de auteurs tot een diagnose van zijn grillige karakter en zijn stoornissen. Zij herkennen veel eigenschappen van het borderline syndroom: verlatingsangst, instabiele en intense relaties met anderen, excessief drankgebruik en suïcidaliteit en een voortdurend wisselend zelfbeeld. Ze hebben ook een duidelijk oordeel over zijn vermeende homoseksualiteit. Zij ontkennen dat de gedichten soms een erotische lading bevatten voortkomend uit homoseksuele gevoelens. Het gaat meer om geëxalteerde adoratie die binnen de vriendenkring van Kloos gebruikelijk was. Het is eigenlijk niet relevant, want het gaat alleen om de literaire kwaliteit van de gedichten.
Deze biografie is buitengewoon goed geslaagd. Afgezien van het nawoord hanteren ze een nuchtere stijl en laten ze de feiten voor zichzelf spreken. Het boek is gebouwd op feiten. Het gaat dan om fragmenten uit brieven en citaten uit artikelen. Dit alles is goed verantwoord door een uitgebreid notensysteem en een overzicht van een enorme hoeveelheid geraadpleegde bronnen. Het geheel is niet alleen wetenschappelijk verantwoord, maar ook heel prettig om te lezen. Wat het werk ook aantrekkelijk maakt is het overvloedige en goed gekozen beeldmateriaal.
Bijzonder degelijke en aantrekkelijke biografie.