De biografie van Jan Wolkers
Alles over Jan Wolkers: zijn ouderlijk milieu, zijn leven als schilder, beeldhouwer, vrouwenverslinder en schrijver.
Werkwijze
In 2006 kreeg Onno Blom van Jan Wolkers zelf de opdracht voor een biografie. Hij zou de volledige toegang krijgen tot diens persoonlijk archief van Jan. Blom heeft nog de gelegenheid gehad om een jaar lang gesprekken met Wolkers te voeren. Na diens overlijden kon hij met de weduwe Karina het archief uitzoeken. Dat leverde bijzonder veel materiaal op: gespreksverslagen, geluidsopnamen van gesprekken (heimelijk opgenomen door Wolkers), dagboeken, aantekeningen, manuscripten en foto’s. Alles wat in de biografie staat is terug te voeren op bronnen, die allemaal verantwoord worden.
De feiten moeten voor zich spreken. Er wordt een eerlijk en onbevangen beeld, zonder moreel oordeel, gegeven.
Opbouw
De biografie telt zeven afdelingen met hoofdstukken. De eerste vier twee afdelingen gaan over Jans jeugd in Oegstgeest en zijn twee eerste huwelijken. Hij is dan nog geen schrijver maar beeldhouwer en schilder. In de afdeling Rasschrijver begint zijn loopbaan als auteur en komt Karina Gnirrep in zijn leven. De volgende afdelingen bespreken zijn schrijversloopbaan, zijn boeken en zijn leven met Karina. Na de zeven afdelingen volgt per afdeling een overzicht van de noten, een indrukwekkende hoeveelheid. Er is ook nog een personenregister waarin iedereen voorkomt die genoemd wordt, heel handig.
Auteur
Onno Blom (1969) studeerde Nederlands. Bij De Bezige Bij was hij adjunct-directeur en had hij onder andere Jan Wolkers onder zijn hoede. Hij werd freelance journalist en literair criticus. Daarnaast publiceerde hij onder meer Zijn getijdenboek, Het fabeldier dat Gerrit Komrij heet en Zo is het genoeg, een verslag van het laatste jaar van Jan Wolkers. Hij werkte tien jaar aan deze biografie, waarop hij tevens in Leiden promoveerde tot Doctor in de Letteren.
Autobiografische elementen
Niemand is dichter bij de waarheid gebleven dan ik. Mijn leven en werk zijn één. Met dit citaat van Wolkers begint de biografie. De schrijver beschrijft zeer uitvoerig het leven van Wolkers en heel vaak verwijst hij naar de romans, als deze een bepaalde gebeurtenis in een roman heeft verwerkt. De meest autobiografische roman is Terug naar Oegstgeest, zoals ook Wolkers zelf aan duidde. Voor zijn romans putte deze uit zijn persoonlijk archief. Daarin zijn bijvoorbeeld brieven te vinden van zijn eerste twee echtgenotes. Voordat hij van hen scheidde zorgde hij ervoor dat hij ook de aan hen geschreven brieven in zijn bezit kreeg. Ook maakte hij geluidsopnamen van gesprekken en foto’s.
Kunstenaar
Velen zien in Jan Wolkers vooral een schrijver. Zelf zag hij zich als beeldhouwer, schilder en schrijver. De biografie besteedt veel aandacht de ontwikkeling van Jan als kunstenaar. In afdeling II De verloren zoon wordt zijn Leidse periode beschreven waar hij aan de academie leerde schilderen. Later leerde hij beeldhouwen aan de Amsterdamse academie. Hij had veel talent en kreeg ook les van Manzù in Salzburg en van Zadkine in Parijs en werd geselecteerd voor de prix de Rome. Wolkers maakte veel beelden voor de openbare ruimte. Zijn bekendste werk is het Auschwitzmonument in het Wertheimpark. Zijn ‘stippelschilderijen’ maakte hij na een bezoek in New York waar hij werd geïnspireerd door de vallende sneeuw.
Vrouwen
Wolkers had drie huwelijken, maar monogaam is hij nooit geweest. Zelf zei hij dat hij nu eenmaal een ‘libido sexualis’ bezat. Dat hij de dames niet altijd subtiel benaderde blijkt uit het voldende fragment dat handelt over de eerste ontmoeting met de toen zestienjarige Karina. Jan sloeg zijn armen om me heen, schoof mijn rok omhoog, trok mijn broekje omlaag en keek naar mijn billen in de spiegel. Karina was overigens altijd ruimdenkend en niet afkerig van seks. Ze zocht zelf vriendinnetjes uit voor zichzelf en Jan. Triootjes waren heel gewoon. Rosita Steenbeek was enige tijd huisvriendin.
Schrijver
Al heel jong schreef Wolkers verhalen en gedichten, maar pas in 1961 verschijnt zijn verhalenbundel Serpentina’s petticoat. Het eerste verhaal van de bundel Het tillenbeest was al eerder geplaatst in het tijdschrift Tirade. Heel vaak had hij werk opgestuurd, maar de uitgevers vonden zijn werk vaak te gruwelijk en te expliciet. Met de roman Kort Amerikaans kwam in 1962 zijn grote doorbraak. Van arme beeldhouwer werd hij een rijke schrijver. De biografie bevat geen analyses van de romans, wel wordt steeds uitvoerig aangegeven welke onderdelen uit zijn leven voortkomen. Soms ook het schrijfproces en vooral de beoordeling door de critici. Bij de roman Een roos van vlees, dat het dodelijk ongeval van zijn dochtertje beschrijft, wordt duidelijk hoeveel moeite het schrijven over dit onderwerp hem kostte, maar het spaarde hem wel een psychiater uit.
De dood
De dood van zijn broer Theo is voor Jan Wolkers zeer ingrijpend geweest. We kunnen dat lezen in Kort Amerikaans. Blom zegt hierover dat schrijven een manier van rouwverwerking was. Het meest aangrijpend was de dood van zijn dochtertje Eva. Daarover ging Een roos van vlees. De doodshoofdvlinder ging over zijn vader, De junival over zijn moeder en zijn lievelingskat Voske. Deze boeken zijn geschreven als een in memoriam. Seks was voor Wolkers de natuurlijke tegenhanger van de dood. Hij was gefascineerd door jonge meisjes. Dan is er nog het verhaal van het litteken. Het was ontstaan door een ongeval met een kroepketel, stoom en soldeersel veroorzaakten een wond en later een litteken. Dat maakte hem tot een getekende: eens zou hij sterven. De biograaf vond dit zo’n belangrijk gegeven dat hij koos voor de titel Het litteken van de dood.
Deze biografie brengt ons wel heel dicht bij de persoon Jan Wolkers. Door de overvloed aan biografische gegevens weten we bijna alles over hem. Blom heeft de voor hem beschikbare bronnen optimaal gebruikt met als resultaat deze uitgebreide biografie, die ons veel inzicht verschaft in het leven van Wolkers. Bovendien is de biografie zo geschreven alsof het één grote roman is.
Een boeiende en zeer complete biografie.
Onno Blom – Het litteken van de dood. ISBN 978-90-2345-458-8, 1168 pagina’s, € 39,99. Amsterdam: De Bezige Bij 2017.