Ik kan er nét niet bij

Hersenschade, autisme en enorme blauwe kijkers

‘Elke strohalm is van ons. Ze krijgen ons er niet onder’.

Als Sander Verheijen in de zomer van 2007 Jip ontmoet verliest hij zich meteen in haar ogen, groot en blauw als de ogen van een Disney-prinses. Hij is drieëndertig, Jip de dertig voorbij. Als ze willen doorgaan samen, zo maakt ze hem snel duidelijk, moet ze weten of Sander kinderen wil. Zo niet, dan is het einde oefening. Tot zijn eigen verbazing zegt Sander: ‘Ja’. Een kind, dat  lijkt hem wel wat. Maar een kind wíllen – zo blijkt als ze samen wonen – is wat anders dan een kind krijgen. Ze komen terecht in het medisch circuit en zo lukt het uiteindelijk toch. Er worden twee bevruchte eitjes bij Jip teruggeplaatst en vanaf dat moment zijn ze de toekomstige ouders van twee jongetjes. Ze worden op 16 november 2012 geboren. ‘Alles zit erop en eraan,’ zegt de verpleegkundige. ‘Je bent papa van twee gezonde jongens.’ Hun namen zijn Maurits en Willem.  Maar gezond zijn de jongens niet, al ogen ze nog zo compleet.

Langzaam maar zeker komen Jip en Sander erachter dat er iets niet in orde is met Willem. Hij gebruikt zijn rechterarm niet, hij gaat niet zitten, niet kruipen en loopt op alle fronten achter bij zijn broertje Maurits. Na op en neer gedokter komen ze bij de kinderneuroloog. Die maakt een MRI-scan en kan niet anders dan constateren dat Willem ernstige hersenschade heeft. Hij heeft waarschijnlijk in de baarmoeder een herseninfarct gehad. Ze waarschuwt dat de kans groot is dat het jongetje epileptische aanvallen zal krijgen en kort naar het doktersbezoek is het zover. Willem krijgt de ene aanval na de andere, met een record van tien op een dag. Willem met zijn mooie blauwe kijkers is een zorgenkind. Jip en Sander waken over hem en zijn broertje Maurits als leeuwen over hun welpen. Op de naaste familie en vrienden na weet niemand van hun zorgen, ze sluiten zich af van de buitenwereld, vormen een hechte clan.

Auteur

Sander Verheijen (1974) is general manager en hoofdredacteur van boekensite Hebban. Hij schreef veelgelezen blogs over zijn tweeling Willem en Maurits.

Voor de geboorte van zijn zoons schreef Verheijen regelmatig op Facebook. Bij hun geboorte stopte hij. Op aandringen van zijn vrouw Jip hervatte hij het en begon over zijn zoons te schrijven. Dat riep ontzettend veel reacties op, zowel van ouders die zelf gehandicapte kinderen hadden als van lezers die zich betrokken toonden.

De zorgen om Willem waren niet gering. Op het revalidatiecentrum leerde hij veel, maar hij bleef achterlopen. Voor zijn ouders was het duidelijk dat hij Maurits nooit zou kunnen evenaren. Groot was dan ook de schok toen zij erop gewezen werden dat Maurits zich in een kindergroep volledig afsloot, dat hij abnormaal gefascineerd was door lijnen, bollen, kleuren, tijdelijke interesses. Ook sloot hij zich op in zichzelf, was dan onbenaderbaar. Jip en Sander besloten ook met Maurits naar een arts te gaan. Toen werd vastgesteld dat hun ‘goede’ zoon  autistisch was,  was de schok groot. Hun beide zoons waren gehandicapt, hoe was het in vredesnaam mogelijk? ‘Verdriet wordt gratis meegeleverd bij de geboorte van een kind. Een verplichte optie, samen met geluk. En ze vechten om het hardst voor de meeste aandacht,’ realiseert Sander zich.

Een aangrijpend boek, prachtig geschreven, ook de humor krijgt zijn plaats.

Verheijen heeft zijn sterke Jip, zijn twee bijzondere zoons en een boek vol hoop en liefde om heel terecht trots op te zijn.

Sander Verheijen – Ik kan er nét niet bij. Een vader en zijn bijzondere tweeling. ISBN 978-94-027-0046-6, 286 pagina’s, €17,99. Amsterdam: HarperCollins 2017.

Dit bericht is geplaatst in Alle Boeken, Non Fictie, Ziekte. Bookmark de permalink.