Wat een grot! Wat een oven!
Jonge Italiaanse vrouw die als secretaresse werkt krijgt een verhouding met haar baas. Als het uitkomt noemt men haar hoer en kan zij niet meer in haar geboortedorp blijven. En dan bereikt de oorlog het dorp.
Dit boek vertelt het levensverhaal van Miluzza, die opgroeit in een dorpje in Zuid-Italië, niet al te ver van Napels. Het verhaal begint met een bedevaart, waar haar wulpse moeder Nunziata zich maar al te graag laat nemen door een korporaal. Deze stak hem in een roes in haar al bruisende schacht, terwijl zij maar bleef herhalen: ‘Dank je, dank je, wat een troost. Hij is zo mooi, zo warm en hard’. Tijdens een vrijpartij met een andere militair kreeg Nunziata plotseling een hevige bloeding, waaraan ze uiteindelijk overleed.
De kleine Miluzza was beslist niet preuts. Op het schijthuisje bekeken zij en haar vriendinnetje Annuzza soms wel dagelijks elkaars edele delen: Ze hurkten tegenover elkaar neer en bogen hun hoofd ver voorover om te kunnen zien hoe hun spleetjes eruitzagen, ze roken en voelden eraan, en daarna kwamen ze met nog vettige vingers weer naar buiten…
Maar ook oudere mannen en vrouwen wilden graag eens kijken, tegen een kleine vergoeding. Zoals de Vlieg, een oude vrouw die wijn verkocht: Vrouw met vrouw mag wel. Dat is geen zonde. Of Don Procolo, de Kwezel, een vrome, rustige, religieuze man. Doe je rokje eens omhoog… En ze moest regelmatig de pastoor Don Aspreno helpen met het verzorgen van de open wonden die hij in zijn liezen kreeg vanwege zijn veel te dikke buik. Die vroeg haar hoe zijn dinges er uit zag: Steekt hij nog steeds een beetje naar buiten of is hij weer helemaal teruggetrokken? Volgens Miluzza leek hij net een deegballetje. De pastoor wilde ook even kijken of jij nog alles hebt. Miluzza: Het zit er nog, het zit er nog, en het wordt steeds groter. Vanmorgen heb ik er nog aan gevoeld. Het zit er nog. Ze bukte met haar rok omhoog zodat Don Aspreno het goed kon zien: Wat een grot! Wat een oven! Onze lieve heer is heel goed geweest, maar wel een smeerlap…
Het is dan ook niet verwonderlijk dat de opgegroeide Miluzza als secretaresse open stond voor een verhouding met haar baas. Maar het getuigt natuurlijk van verregaande hypocrisie van haar dorpsgenoten om haar een hoer te noemen. In het hele boek heeft zij slechts drie bedpartners gehad.
Auteur
Domenico Rea (1921-!994) groeide op in de buurt van Napels publiceerde zijn eerste boek in 1947, waarna vele romans volgden. Deze laatste roman dateerde uit 1992.
Na het overlijden van haar moeder en vader ging Miluzza haar grootvader Fafele, een populaire pizzabakker helpen. De enige ondernemer uit het dorp, Don Peppe, zocht een vervanger voor zijn knecht die in dienst moest, een vroeg aan Fafele of Miluzza hem kon vervangen en dat gebeurde. Van het een kwam het ander. Toen haar verhouding met Don Peppe bekend werd nagelde men Miluzza subiet aan de schandpaal. Wat moet ze? Boete doen in een klooster?
Dit boek schildert met humor het armoedige, stinkende dorp uit het Zuid-Italië ten tijde van Mussolini op een prachtige manier. Je ruikt het bijna. Ook Miluzza en haar moeder worden fraai geportretteerd. Als er sprake zou zijn van een hoer is dat veel eerder Nunziata dan haar dochter, die opgroeit tot een onbevangen, aardige, behulpzame, redelijk intelligente zinnelijke jonge vrouw, die geen schaamte kent en nooit geleerd heeft nee te zeggen tegen mannen die machtiger zijn dan zij zelf.
Een bijzondere roman met een beeldend taalgebruik. Knap dat de vertaalsters die sfeer hebben weten over te brengen.
Dominico Rea – De nimf van Napels. Vertaald uit het Italiaans (Ninfa plebea) door Hilda Schraa en Manon Smits. ISBN 978-90-76270-98-2, 233 pagina’s, € 21,90. Amsterdam: Serena Libri 2018.
Deze roman is tevens besproken in het programma ‘Zomeravond’ van MeerRadio op 30 juli 2018.