Mag ik deze dans van u?
Buenos Aires was in de jaren twintig een magneet voor meisjes die hun geluk zochten in de populaire clubs en salons. Lief en leed rond een gouden dansrage.
Het was 12 oktober 1922, de dag dat Marcelo Alvear als nieuwe president van Argentinië werd geïnstalleerd. De ceremonie werd uitgezonden over de radio en het was de eerste dag dat Bebita en haar familie een radio hoorden en zagen.
Straatarm waren ze die dag per trein de 300 kilometer van Rosario naar Buenos Aires gereisd. De hele familie. Haar schattige oma Dora, haar afschuwelijke tante Porota, haar arbeidsongeschikte oom Alfonso met de versleten knieën, de ettertjes van kinderen van Alfonso en Porota en natuurlijk Rufina Flores die iedereen Bebita noemde en van wie de ouders waren overleden.
Er bleek maar geld voor een paar dagen in een onderkomen met golfplaten dak in een modderige buitenwijk. Bebita probeerde baantjes, maar werd telkens wegens onbeholpenheid op staande voet ontslagen. In een kledingatelier verprutste ze een kostbare jurk, in een bakkerij duwde ze iemand in een korf bloedhete broodjes…
Bebita werd door de familie als vuilnis buiten de deur gezet. Oma Dora kon haar nog net wat pesos meegeven en dat was het. Gelukkig had ze het adres van een goedkoop onderkomen. Het was Pension La Estrella waar de bazin onderdak gaf aan allerlei meisjes met een triest verleden. Maar Zulema, Teresita, Gabriela, Susana, Patricia en nu ook Bebita vochten blijmoedig voor hun geluk. Ze vonden dat in de salons waar vooral de tango werd gedanst.
Dans was in Buenos Aires levenselixer. Iedereen wilde dansen met leuke meisjes. Heren gingen daarvoor naar de salons waar hun champagne werd aangesmeerd en ze konden kiezen uit leuke meiden die zich voor betaling aanboden als danspartner.
Natuurlijk hoopten de jonge vrouwen op hun prins op het witte paard. Soms kwam die prins nooit. Soms bleek die prins een wolf in schaapskleren. Teresita dacht een miljonair aan de haak te hebben geslagen. Ze zou voor een weekend mee naar een vijfsterrenhotel. Het bleek een kot waar ze door een aantal gewetenloze kerels werd afgeneukt, plat gepijpt, geslagen en tenslotte met een gebroken been door de politie werd gevonden.
Bebita wordt stapel verliefd op Aníbal Funes. Ze verlaat het pension en trekt bij hem in. Een kleine ruimte in een huurkazerne met vooral een bed waar Aníbal graag zijn tijd doorbrengt met slapen en neuken. Hij is een doodordinaire luie pooier die Bebita het geld laat verdienen. Als het echt niet anders kan gaat Aníbal in de benen en verdient een paar honderd pesos met pokeren, maar dan moet Bebita weer de dansvloer op. Bebita blijft stapelverliefd.
Auteur
Olga Jans-Renou (1942) is geboren en getogen in Buenos Aires. Momenteel woont ze met haar Nederlandse man in Groningen. De liefde voor haar geboortestad verdween niet en is een inspiratiebron voor haar werk.
In de jaren twintig explodeert de populariteit van de tango en doordringt alle klassen. Niet alleen in Buenos Aires maar misschien wel evenveel in Parijs. Het is daarom niet vreemd dat het verhaal uiteindelijk naar Parijs voert waar Bebita nog steeds een diepe magische liefde voelt voor Buenos Aires, de tango en Aníbal Funes.
Een boek over nostalgische weemoed en de harde realiteit van danspassen.
Olga Jans-Renou – Bebita’s Tango, vertaald uit het Spaans door Bert Beereboom. ISBN 978-94-6365-087-8, 331 pagina’s, € 19,95. Leeuwarden: Uitgeverij Elikser 2018.