Het monster van de Cicero
In een chique buurt in Rome vindt een wrede verkrachtings- en moordzaak plaats. De daders zijn drie jongens uit een deftige buurt. Ze zaten op dezelfde eliteschool als de auteur. De auteur probeert uit te vinden hoe deze jongens met die achtergrond tot zo’n wrede misdaad zijn gekomen.
Het boek wordt een roman genoemd. Dat is heel misleidend, want er is geen sprake van een verhaal. Wel is er het verhaal van de ontvoering, verkrachting en de moord, in het boek steeds aangeduid met DvdC (het Delict van de Cicero). Het gaat vooral om herinneringen van de schrijver aan zijn schooltijd en zijn belevenissen in zijn woonbuurt Quartiere Trieste (QT). Daarnaast gaat het bladzijden lang (bijna 1500!) om essayachtige stukken over talrijke onderwerpen. Alle hebben betrekking op de gruwelijke misdaad. De vraag is: Hoe kunnen jongens van een nette katholieke school, uit gegoede milieus en uit een nette buurt uitgroeien tot monsters die volkomen gewetenloos deze gruwelijke misdaad begaan?
Auteur
Edoardo Albinati (1956) geeft al meer dan twintig jaar les aan de gedetineerden van een beruchte gevangenis in Rome. Hij schreef verschillende romans en verhalenbundels en werkte aan filmscenario’s. Negen jaar had hij nodig om deze gedeeltelijk autobiografische roman te schrijven. Het boek werd bekroond met de Premio Strega, de meest prestigieuze literatuurprijs van Italië.
De school
In de eerste hoofdstukken wordt op een vermakelijke manier verteld over de middelbare school van de ik-persoon. Het is een katholieke, particuliere school, het Istituto San Leone Magno (SLM). De school was vrij luxueus, er was zelfs een zwembad. De leerlingen hadden allen bemiddelde ouders. Diverse leraren worden grappig getypeerd. Het merendeel van de docenten was frater, ook wel pater genoemd. Gelukkig is er geen sprake van seksueel misbruik. De hoofdpersoon en zijn zeer intelligente vriend Arbus kijken een beetje neer op de paters. Ze hadden wel ontzag voor de leraar Italiaans Cosmo, maar de leraar godsdienst Mister Golgota wordt niet voor vol aangezien.
De wijk
De eerste dertig jaar van zijn leven woont de ‘ik’ in de wijk QT. Daar woont de gegoede stand, de bourgeoisie. Er staan villa’s met ommuurde tuinen en er zijn appartementencomplexen met portiers. In vele gezinnen is personeel, bijvoorbeeld nanny’s en dienstmeisjes. Sommige kinderen worden door een chauffeur naar school gebracht. De auteur wijdt enorm uit over deze burgerlijke bevolkingsgroep. De gefortuneerde burgers waren vooral bang om ooit weer terug te vallen naar een lagere inkomensgroep. Toename van welvaart was een natuurlijke zaak, terugvallen daarentegen werd als een straf ervaren. De schrijver heeft over de middenklasse vaak een vernietigend oordeel. Er heerst vooral onverschilligheid, er wordt niet echt van dingen genoten, ze horen nergens bij, maken zich nergens druk om. In zijn sociologische uiteenzettingen over deze groep gebruikt hij veel generalisaties, want het verhaal van ‘ik ’geeft twee voorbeelden die afwijken van dit beeld. Toen ‘ik’ een keer bij een fascistisch gezin was geweest reageerde zijn vader heel fel. Toen zijn opa overleed en Edoardo de rouwbrief verzorgde verzuimde hij ‘ing’ te vermelden voor diens naam. Zijn oma bleef daar jaren kwaad over.
Belangrijk vond men fatsoen, het hebben van goede manieren. De wreedste moordenaar in het verhaal had waarschijnlijk wel keurige tafelmanieren, maar gedroeg zich ook als een beest.
Mannelijkheid
Bij het opgroeien van de jongens is het heel belangrijk dat ze echte mannen worden, niet te vrouwelijk en zeker geen homo. Die mannelijkheid manifesteert zich aan de ene kant door de vlucht voor het vrouwelijke, afstand nemen van moederlijke genegenheid en van kinderlijke of verwijfde gedragingen. Aan de andere kant is er het jagen op vrouwen en seks met hen hebben. Wat de seks betreft is er wat de schrijver betreft weinig plaats voor intimiteit. Geweld is een belangrijk element. Een vrijpartij lijkt op die manier op een gevecht. Ook getallen spelen een rol: hoeveel vrouwen, hoe vaak, hoe lang. In de wijk van de ‘ik ’waren veel fascisten. Zij hadden een adoratie voor de ware man, een man die zich kenmerkt door vastberadenheid en discipline.
De zaak
Pas na ruim 500 pagina’s begint het kernverhaal. Drie jongens uit gegoede families lokken met onzinverhalen twee meisjes mee. Ze gaan naar een vakantiehuis bij de Monte Cicero. De jongens willen direct seks, maar de meisjes weigeren. Ze worden bedreigd met een pistool, uitgekleed en in de badkamer opgesloten. Dan volgt gedurende 24 uur een reeks martelingen en verkrachtingen. Daarna worden de meisjes geslagen en geschopt tot ze dood zijn. Eén meisje is inderdaad dood, de andere doet alsof. Na afloop worden de in cellofaan verpakte lijken in de kofferruimte van hun auto gestopt. De jongens gaan uit elkaar. De ergste boef is Angelo Izzo. Hij parkeert de auto met de lijken en gaat uitgebreid eten. Het meisje dat nog leeft roept om hulp en wordt ontdekt. Als de politie arriveert kan Angelo gearresteerd worden. De tweede jongen wordt later opgespoord en de derde weet te ontvluchten en wordt nooit gepakt. De jongens krijgen zware straffen, maar als Angelo vrijkomt vermoordt hij alsnog een moeder en een dochter.
Wordt duidelijk wat het motief was? De lezer moet zelf vanuit alle analyses zijn conclusie trekken, maar in enkele zinnen benoemt de schrijver de moord als ‘recreatie moord’. De zich vervelende jongens die drinken en drugs gebruiken ontvoeren meisjes en delen die met elkaar. Ze vermaken zich ermee en als ze er genoeg van hebben vermoorden zij hen.
Wat moeten we nu vinden van deze zo omvangrijke roman? De stijl is indrukwekkend en de schrijver geeft een goed tijdsbeeld van een chique wijk in de jaren zeventig. Maar het is allemaal wel heel veel. Het grappige is dat de schrijver dat zelf ook vindt, want af en toe wendt hij zich rechtstreeks tot de lezer en verontschuldigt hij zich of adviseert een hoofdstuk over te slaan. Vreemd is dat hij zo weinig aandacht schenkt aan de vrouw, alles gaat over jongens en mannen. Over de slachtoffers wordt ook niets gezegd. Het boeiendste zijn de anekdotische herinneringen van de ik-figuur.
Een magistrale, indrukwekkende roman voor zeer geduldige lezers.
Edoardo Albinati – De katholieke school. Vertaald uit het Italiaans (La scuola cattolica) door Manon Smits en Pieter van der Drift. ISBN 978-90-254-4975-9, 1486 pagina’s, € 39,99. Amsterdam: Atlas Contact 2018.