Klaar. Afscheid van moeder en zoon

‘We konden samen heel goed zwijgen’

Oud worden en vroeg vertrekken.

De demente moeder van F. Starik vraagt haar zoon als hij haar bezoekt: ‘Zit ik hier nu opgesloten?’ Zijn antwoord: ‘Ja moeder, hier hebben we je opgesloten.’ Moeder: ‘En wanneer mag ik hier weer weg?’ Zoon Frank: ‘Nooit meer moeder, je zult hier sterven.’ Uiteindelijk sterft zoon Frank het eerst. Te jong, op 59-jarige leeftijd, nadat hij na een hartinfarct en een operatie zelf ervaren heeft wat het is om patiënt te worden. Hij moet stoppen met roken, stoppen met drinken. Gelukkig is daar ‘lief’, zijn vriendin en mede-schrijfster Vrouwkje Tuinman. Ze vinden elkaar, hebben een latrelatie en kunnen samen geweldig goed zwijgen.

Auteur(s)

F. Starik (1958-2018) – pseudoniem van Frank von der Möhlen – debuteerde in 1987 met Nepvuur. Hij was dichter, schrijver, performer en beeldend kunstenaar. Hij was de vierde stadsdichter van Amsterdam en initiatiefnemer van de Poule des Doods, en de Amsterdamse versie van Eenzame Uitvaart. Daarbij schrijven dichters gedichten voor de uitvaart van eenzaam gestorvenen. De columns die Starik over zijn moeder Petronella schreef werden gebundeld in het succesvolle Moeder doen.

 

 

Na Stariks dood ontdekte Vrouwkje Tuinman (1974) in diens computer een vervolg op Moeder doen. Hij zou het afmaken en publiceren na moeders dood. Ook vond ze een document met de titel Brief aan mijn hulpverlener. Die brief vormt deel V in dit boek. Dat deel gaat over de eerste maanden na zijn hartinfarct. Opmerkelijk is dat Starik overleed als een van de ‘eenzaam gestorvenen’ voor wie hij dichtte in zijn Poule des Doods. Tuinman belde hem, kreeg geen gehoor en belde tenslotte 112. Toen de hulpverleners arriveerden lag de dichter al uren dood in bed. Ze zijn vijftien jaar samen geweest.

 

Frank schreef voor Trouw een column over zijn moeder die steeds verder wegglijdt uit het leven. Petronella, ofwel Peet, ziet haar zonen en ‘lief’ met vreugde komen, maar is hun bezoek vergeten zodra zij de kamerdeur achter zich sluiten. Dat maakt de bezoeken moeizaam. Toch weet Starik steeds opnieuw het leven van Peet te beschrijven: hun bezoekjes aan haar: ‘geef mij maar een glaasje witte wijn’ , hun gekeuvel op het terras van het verzorgingshuis Westhaven: ‘Hè lekker toch altijd, dat windje’. Het zijn zinnen die haar bezoek al bij voorbaat kunnen invullen, maar ze gunnen Peet haar gesprekjes. Toch valt het Frank, lief en de broers niet altijd mee om hun visites af te leggen.

En dan komt er een dag, Vrouwkje en de auteur zitten op haar volkstuin rustig te lezen, en hij ook te roken en te drinken, – ‘want dat kon hij als geen ander’ – , dat hij zegt: ‘Ik moet je iets bekennen. Ik heb pijn op mijn borst, al een tijdje.’ De simpele mededeling resulteert in een dotterbehandeling, een hartinfarct, reanimatie, operatie, bypass. Starik is een half uur ‘dood geweest’. En nadien wordt hij niet meer de oude. Na een tweede hartaanval (zie boven) overlijdt, hij.

Dit boek is een bundeling van de gevonden geschriften. Tuinman gaat nog steeds bij Franks moeder op bezoek. De dood van haar zoon heeft in Petronella’s belevingswereld geen plaats gekregen.

Een indrukwekkend boek, zowel ontroerend als grappig, zowel rauw als teder. Een erfstuk waar Starik en Vrouwkje Tuinman trots op mogen zijn.

F. StarikKlaar. ISBN 9787-90-4682-492-2, 288 pagina’s, €20,99. Amsterdam: Nieuw Amsterdam 2019.

Dit bericht is geplaatst in Alle Boeken, Ziekte en dood. Bookmark de permalink.