American Dream
New York 1936. Spaanse immigranten worden op zichzelf teruggeworpen.
Het is bijna nooit een geschikt moment om te sterven, maar als iemand dat op zijn tweeënvijftigste doet, van zijn geboortegrond gescheiden door een oceaan, met achterlating van een ontheemd gezin, een pas geopende onbeduidende zaak en een aantal nog af te betalen schulden, wordt de situatie grauw.
Emilio Arenas was hen voorgegaan en had een simpel eethuis, El Capitán, geopend. Hij had zijn gezin vanuit Spanje naar New York laten overkomen. Zijn vrouw Remedios en zijn dochters Victoria, Mona en Luz.
Geen van vieren sprak ook maar een half woord Engels. Moeder Remedios was geheel analfabeet. De vier vrouwen begrepen eigenlijk niet wat ze in New York kwamen doen. Ze wilden het liefste direct terug naar Spanje, naar hun vertrouwde omgeving. Emilio had het beloofd dat ze na geld gespaard te hebben, met dat kapitaal in Spanje een beter leven zouden krijgen. Ze moesten geduld hebben en de handen uit mouwen steken. Van beide was bij de dames nog weinig te merken.
Een jammerlijk voorval. Aan de kade van de East River waren ze aan het lossen toen een slecht bevestigde haak tot gevolg had dat een zwaarbeladen vracht naar beneden kwam zetten.
Eronder stond Emilio. Hij sprong opzij maar zijn hoofd kwam te laat. Een ramp, benadrukte de maatschappij. Stomme pech.
Toen de begrafenisplechtigheden voorbij waren zaten de vier in zwarte rouwkleding gehulde vrouwen bij elkaar. Mona, de meest praktische van hen, keek op en zei wat de hele buurt zich al afvroeg sinds ze hadden gehoord dat een scheepslading de hersenpan had gekraakt van Emilio Arenas, die van El Capitán.: ‘En hoe moet het nu met ons’?’
Er wacht een duizelingwekkende tijd. Iedereen lijkt zich met de vrouwen te bemoeien. Ze wonen midden in een Spaanse buurt, dus is er geen gebrek aan compassie. Maar er dienen zich ook vreemde heren aan. Havenautoriteiten die smartengeld aanbieden, Louche en minder louche advocaten die no cure no pay beloven, een gehandicapte non die enorm streetwise blijkt te zijn.
De drie dochters van de kapitein, zoals iedereen ze noemt, zijn aantrekkelijke meiden, dus is er mannelijke aandacht genoeg. Luz, de jongste blijkt danstalent te hebben en verzeilt in de theaterwereld. Dat hoopt ze in elk geval. Victoria, de oudste wordt ingepalmd door een leverancier van sigaren en Mona, de middelste wordt door een oogarts versierd. Maar er komt ook een gesjeesde bokser langs en zelfs een afgezette Spaanse kroonprins.
Echter, het winstgevend maken van hun buurtrestaurant El Capitán heeft prioriteit. Ze willen immers sparen en terug naar Spanje.
Auteur
Maria Dueñas (1964) is een Spaanse auteur die veel indruk maakte met haar succesdebuut Het geluid van de nacht (2009). Ook een tweede roman Het geluk van een wijngaard was indrukwekkend.
Met deze nieuwste roman lijkt de briljante schrijfster het eerdere werk te overtreffen. Anders dan in haar eerdere boeken speelt de handeling zich af op één plek, een Spaanse immigrantenwijk in New York. De personages worden in het verhaal met opmerkelijke levendigheid en diepgang geschetst. Zoals we dat van haar zijn gewend zijn, heeft de schrijfster haar literaire werk met veel feitenmateriaal solide onderlegd, waardoor de fictie schrijnende realiteit krijgt.
Tenslotte, terwijl de wederwaardigheden van de drie dochters over elkaar heen lijken te buitelen, loopt een ongenaakbare spanning op hoe levens van de vrouwen uiteindelijk hun beslag zullen krijgen. De lezer komt in dit boek niets te kort en kan een onverwacht spetterend slot tegemoet zien.
Een verslavende roman van buitengewoon hoog literair niveau.
Maria Dueñas Vinuesa – De dochters van de kapitein. Vertaald uit het Spaans (Las hijas del capitán) door Jacqueline Visscher. ISBN 978-90-2842790-7, 528 pagina’s, € 24,99. Amsterdam: Wereldbibliotheek 2019.