De geschiedenis van Suriname in vier generaties
Pa vertelt het verhaal van ájá en áji en hun voorouders.
Als Stanley Raghoebarsing in Paramarobo om 04.55 uur in de nacht van 12 januari 2008 de telefoon over hoort gaan en opneemt, krijgt hij zijn 22-jarige dochter Sadhana aan de lijn. ‘Raad eens waar ik ben!’, klinkt het enthousiast. Sadhana belt vanuit het huis van Gandhi in Amhmedabad in India. Ze bezoekt het land van waaruit al weer enkele generaties geleden hun voorouders naar Suriname emigreerden om daar als contractarbeiders te werken. Sadhana praat en praat en zegt tot slot: ‘Pa, de levensverhalen van mensen vindt men hier belangrijk, er worden boeken over geschreven. (…) Pa, jij wilt het verhaal van ájá en áji (oma en opa) al zo lang vertellen,. Hun geschiedenis is zo belangrijk. Maak er tijd voor, schrijf het op.’
Het resultaat werd niet alleen de geschiedenis van opa en oma, ofwel Nandoe en Trees, maar ook die van Nandoes voorouders, landbouwers, die kort na de afschaffing van de slavernij in 1873 naar Suriname emigreerden om er als contractarbeiders op plantages te gaan werken. Aan de eerste van hen, Rugbur, dankt zijn nageslacht en daarmee ook de auteur zijn latere familienaam.
Hoe was het in Suriname in die tijd? Hoe ging het met land op economisch gebied, wat waren de kansen voor de kinderen van de harde werkers, welke beroepen leerden zij, hoe kwamen huwelijken tot stand, hoe zag de stad eruit? We komen het allemaal te weten. Nandoe en Trees zijn de belangrijkste personen, om hen draaien ook de verhalen van de overige familieleden. Heel voorstelbaar, want al was Nandoe geen enthousiaste schoolganger, het zakelijk bloed stroomde in hem. Hij leerde het vak van kleermaker, opende zijn eigen zaak, kocht panden, hielp iedereen die in nood zat en werd daardoor de centrale figuur van de stad. Wie wat wilde, vroeg eerst Nandoe om advies. Hij en zijn vrouw Trees vormden een prachtig duo. Ze hebben een verschillend geloof, maar zij cijferden etnische en culturele verschillen niet weg: die werden wel degelijk gezien en soms ontstond er ook enige animositeit. Desondanks stond de verscheidenheid van de Surinaamse bevolking nooit voor hen ter discussie. Ze konden het goed vinden met mensen uit alle rassen en culturen. Onderling respect voor elkaars vrijheid was hun levensmotto.
Auteur
K.R. Sing (1956) is het pseudoniem van Stanley Raghoebarsing. Hij is een bekend politicus van de Vooruitstrevende Hervormingspartij. Hij studeerde economie in Tilburg en was van 2000 tot 2010 minister in twee kabinetten Venetiaan.
Sing kon voor dit boek putten uit bijzonder bronnenmateriaal, waaronder zeshonderd (liefdes)brieven, genealogisch onderzoek, overheidsdocumenten, vertelde verhalen en literatuur. Hij voelt zich gevormd door de vier generaties immigranten die sinds 1873 in Suriname kwamen, maar eveneens door zijn ‘katholieke scholen, de katholieke kerk én drie Hindoeïstische pandits (geleerden).’ Zijn studietijd in Nederland zal ook hebben bijgedragen.
Deze familieportretten – volledig opgaand in de geschiedenis van Suriname – maken dit historische werk buitengewoon levendig. Het is zowel een historische roman als een cultureel antropologisch werk. Met de uitgebreide namenlijst – zowel hoofd- als belangrijke bijnamen – en een verklarende woordenlijst van de Sarnámi-woorden worden de inwoners van dit land voor de lezers vertrouwde genoten. Als tenslotte Nandoe overlijdt in 2002 en zijn as aan het water wordt toevertrouwd bij de plantage Rust en Werk, waar 129 jaar daarvoor Rugbur aan land is gegaan, is de cirkel voor iedereen rond.
Dit is een heel bijzonder boek. Bepaald niet alleen voor Surinamers in Nederland, al zullen die er door eigen familiehistorie wellicht nog wat dieper in duiken. Wat mij betreft een mooie gegadigde voor de Libris Geschiedenis Prijs 2019.
K.R.Sing – Uit de klei van Saramacca, een Surinaamse familiegeschiedenis. ISBN 9768-90-2442-711-6. 256 pagina’s, €20,-. Amsterdam: Boom 2019.