‘Het zijn maar inlanders’
Het moeizame Indische leven van vrouwen onder koloniaal bewind.
Java, 1857. Het kleine Javaanse meisje Piranti speelt onbevangen met haar vriendinnetjes Karsimah en Djatmi in de Kraton, het vorstenverblijf in Djokja. Ze woont samen met haar moeder die schitterende batikstoffen maakt en werkt als kleermaakster voor de sultan en zijn familie. Het leven is mooi voor het kleine meisje. Dat verandert als haar geliefde oom Ibrahim een aapje voor haar meeneemt. Piranti noemt hem Soeko en is dol op hem. En dan, op een dag, is Soeko weg. Hij is naar het vorstenverblijf gebracht want Karsimah wilde hem hebben. Haar moeder legt uit dat haar vriendinnetjes prinsessen zijn: hun wil is wet. Op dat moment ontsteekt de woede in Piranti en de wil later nooit zo te leven dat zij moet buigen voor prinsessen.
Als haar moeder, als zij zestien is, een huwelijk voor haar gaat regelen, zet zij haar hakken in het zand. Zij loopt weg uit de kraton, naar de plaats waar de Belanda’s leven, die de baas zijn op Java. Zij gaat liever voor deze Belanda’s werken, dan dat zij als bijvrouw de voetveeg wordt van hoger geplaatste vrouwen.
Zij komt terecht bij de 28-jarige vrijgezel Gey. Hij doopt haar om tot Isah en ze wordt niet alleen zijn huishoudster maar ook zijn njai, bijvrouw. Het jonge mesje is dol op Gey, die haar verwent met cadeaus. Zij begint voorzichtig te dromen dat deze man misschien wel zo’n uitzonderlijke Belanda is die trouwt met zijn bijvrouw. Die hoop neemt toe als zij zwanger raakt en kort na elkaar twee dochters baart die worden vernoemd naar Geys familie.
Maar dan komt daar plots de dag dat Gey haar kortweg vertelt dat hij naar Holland gaat. Niet voor een kort verlof, maar voor vier jaar. Hij gaat naar Haarlem en trouwt daar met zijn verloofde. En Isah dan? Gey haalt zijn schouders op. Hij geeft haar goede referenties, ze zal wel een baantje vinden. Isah is wanhopig Haar moeder is overleden. Ze kan niet terug naar de Kraton als onteerde alleenstaande vrouw met twee kinderen van gemengd bloed. Maar Gey toont geen compassie.
Auteur
Dido Michielsen is journalist en auteur. Zij schreef verschillende non-fictieboeken, onder andere Moscow Times over het Nederlandse journalistenechtpaar Derk Sauer en Ellen Berbeek. Na Dochters van ver, ervaringen van een adoptiemoeder, schreef ze met echtgenoot en auteur Auke Kok een boek over de reis die zij als gezin maakten met hun twee uit China afkomstige dochters: Dochters van ver en Lisa & Lin: vijf weken terug in China. Dit boek is haar eerste roman. Zij baseerde het verhaal op het leven van haar betovergrootmoeder die net als hoofdpersoon Isah – en als veel andere vrouwen in die tijd – het slachtoffer werd van de leef- en denkwijzen van de blanke overheersers.
Geys beste vriend Arnold en diens vrouw Lot spreken de man aan en wijzen hem op zijn verplichtingen jegens Isah en zijn dochters. Maar Gey is doof voor hun argumenten. Het jonge meisje dat hij zo graag bij zich in bed had en dat zijn kinderen baarde is verworden tot een hindernis, ballast die hij niet wil dragen. Het zijn maar inlanders is zijn argument. Arnold en Lot komen met een plan. Maar dan zou Isah haar meisjes kwijtraken. Wat moet zij doen? Zij zal grote offers moeten brengen om haar meisjes kansen te geven.
Dit is een fascinerende, betoverende, prachtig geschreven historische roman.
Ik moest even wennen aan de vele Indische woorden, maar regelmatig omslaan naar de verklarende woordenlijst onderving dat probleem volkomen.
Iedereen die maar enigszins banden heeft met het oude Indië, met het immense land waarover Nederland ooit heerste en dat in hart en bloed en familieband van liefst één miljoen Nederlanders leeft, wil ik dit boek van harte aanbevelen.
Het is ontroerend, hartverscheurend. Een boek om niet te missen.
Dido Michielsen – Lichter dan ik. ISBN 978-90-4884-503-3.267 pagina’s, €21,99. Amsterdam: Uitgeverij Hollands Diep 2019.