Geronseld
Amsterdamse werkloze jongeman raakt verzeild in de Spaanse Burgeroorlog en wordt als oorlogsfotograaf betrokken bij onverwachte antifascistische scherpslijperij.
Wie zich in 1937 actief wilde verzetten tegen het opkomende fascisme kon goed terecht in de Spaanse Burgeroorlog. De gekozen Spaanse regering verzette zich fel tegen de in opstand gekomen fascistische troepen onder leiding van Franco. Eigenlijk was het regeringsleger geen partij voor Franco’s leger dat vanuit Marokko begonnen was Spanje te veroveren. De linkse antifascisten, waaronder vooral de communisten, werden actief gesteund door Stalin.
Daarnaast trokken vele linkse bevlogenen naar Spanje om zich aan te sluiten bij het republikeinse leger. Deze vrijwilligers betaalden direct al een hoge prijs, want zij verloren door dienst te nemen bij een vreemde mogendheid het staatsburgerschap van hun eigen land.
Zo verliet de werkloze Pit met enkele kornuiten Nederland om in Parijs te wachten op transport naar Spanje. Pit is in het bezit van een fotocamera en besluit deze mee te nemen naar het oorlogsgebied.
Tot ze de Pyreneeën bereiken gaat het eerst met de trein naar Marseille en vervolgens met de bus naar Argelès-sur-Mer. De voettocht over de bergen naar Figueres is een barre reis waar geen der vrijwilligers op had gerekend. Afgezien van de fysieke ontberingen en ook het gevaar opgepakt te worden sluipen er in die tijd ook nog beren door de bergen en loopt de wandelroute langs levensgevaarlijke afgronden.
Eenmaal aangekomen in de regio tussen Valencia en Madrid is het legerkamp waar de rekruten hun opleiding krijgen beslist geen vakantiekolonie. Hoeren, houten geweren, drank en de communistische idealen moeten het moreel hoog houden. En kadaverdiscipline.
Door enig toeval wordt Pit na enkele gevechtshandelingen gepromoveerd tot oorlogsfotograaf. Hij heeft eigenlijk nauwelijks ervaring als fotograaf, maar zijn bereidwilligheid om ook compromitterende foto’s te nemen maken hem tot een willig werktuig.
Zo komt hij in contact met bobo’s als Ernest Hemingway en Joris Ivens. Beiden hebben zojuist de film The Spanish Earth gemaakt en worden beschouwd als helden in de strijd tegen Franco.
Hemingway is een kleurrijke figuur, een blaaskaak en praatjesmaker. Er hangt altijd een scherpe alcohollucht om hem heen. Hij en Joris Ivens laten zich in een vijf meter lange Hispano Suiza met 12 cilinders naar het front rijden, want Hemingway wil graag zelf eens een fascist doodschieten. Het wordt een hilarische scene die voor ‘Hem’ onbevredigend afloopt. Later zal Hemingway blijven beweren dat hij de Moorse mortierschutter neerknalde, want ‘’ je moet een goed verhaal nooit laten dwarsbomen door de waarheid.’
Achter de linies zijn er levendige linkse discussies waarbij sommigen het wagen om heel voorzichtig Stalin te bekritiseren. Vooral als blijkt dat Stalin van de Spaanse regering 600 ton goud als onderpand heeft gekregen voor wapentuig van soms twijfelachtige kwaliteit. Net genoeg om door de fascisten niet vermorzeld te worden, maar misschien ook net te weinig om te winnen? Kritiek op Stalin is ook in Spanje levensgevaarlijk. Grote kans om een Russisch doodseskader tegen te komen en uit de weg te worden geruimd. Ook Pit moet geweldig uitkijken.
Auteur
Patrick Bassant (1977) schreef eerder de roman Joy. Dit tweede boek spitst zich uiteindelijk toe op de het Tweede Internationale Congres van Antifascistische Schrijvers (Valencia, juli 1937). We zien daar onder meer een optreden van de Nederlandse schrijver Jef Last en de Nederlandse hispanoloog Johan Brouwer. Deze laatste zal in 1943 vanwege de aanslag op het Amsterdamse Bevolkingsregister door de Duitsers geëxecuteerd worden.
Een boordevolle roman over de Spaanse Burgeroorlog op een moment dat de uiteindelijke overwinning van Franco nog allerminst vaststaat en een aanwinst voor wie de Spaanse Burgeroorlog wil zien door Nederlandse ogen.
Patrick Bassant – De vlinder in de inktpot. ISBN 978-90-284-5072-1, 416 pagina’s, € 25,00. Amsterdam: Wereldbibliotheek 2020.