Herinneringen aan Diaconessenhuis Haarlem
Kapje met boter en suiker de traktatie bij de koffie.
Drie jonge vrouwen mochten in 1962 beginnen met hun opleiding voor verpleegster bij het Diaconessenhuis Haarlem. Intern natuurlijk, dat was normaal. In dat jaar startten ze met vijftien meisjes die afkomstig waren uit het hele land. Maar ondanks dat ze elkaar niet kenden vormden ze al gauw een hechte groep vriendinnen, een vriendschap die in veel gevallen levenslang stand hield. Dat ontstond vanzelf.
Want, zo lezen we in een heerlijk boek vol herinneringen en foto’s, de ‘witte muizen’ (leerlingen met witte uniformen) werden niet gespaard. Niet alleen keken de heilige artsen op hen neer als onbenullige wezens, ze werkten tijdens hun diensten keihard en dat varieerde van bedden opmaken tot kamers soppen en verbanden leren aanleggen, daarnaast dienden ze ook nog hun leerboeken uit het hoofd te leren. Slaap was belangrijk, maar ze draaiden volledige diensten en er werd geen rekening mee gehouden of hun kamergenoot andere werkuren had en hen wekte met activiteiten. Ontbering bindt, dat blijkt.
Het klinkt hard. Maar toch kijken de voormalige leerlingen – inmiddels allemaal met pensioen en sommigen zelfs al dood – met plezier op hun leerlingentijd terug. Opvallend is dat zij allemaal herinneringen ophalen aan eten. De maaltijden waren de rustpunten van de dag en herinneringen zijn nu eenmaal vaak terug te voeren op sensaties van geur en smaak. Alle zusters in spe waardeerden de broodkapjes met boter en suiker die als traktatie bij de koffie op tafel stonden en het warme middageten met gerechten als ‘dode kindervingertjes, blote kindertjes in het gras of tabak (andijvie met een meelpapje) leven nog in het geheugen. Evenals trouwens de vrijdag met standaard-vis en ‘zanderig smakende bietjes’. Het avondmaal bevatte standaard een ‘warm hapje’ waar iedereen dol op was.
Auteur
Heleen Jansen trouwde na het behalen van haar ‘ooievaartje’- de kraamaantekening – en werkte in verschillende ziekenhuizen. Zij woonde een tijd met haar man in Parijs en Chicago. Na terugkomst in Nederland werkte ze als uitzendkracht in verschillende ziekenhuizen en begon een studie Frans. Van daaruit koos zij voor een baan in het onderwijs.
Ze maakte dit boek met haar bevriende jaargenote Janny Poederbach die via de wijkverpleging na een aantal studies als werkleidster met verstandelijk gehandicapten aan de slag ging. De andere medewerker, Tineke Sas, trok na een aantal jaren in de verpleging naar Afrika om daar met zieke kinderen te werken. Na emigratie en remigratie keerde zij naar allerlei verschillende banen terug in de verpleging.
De drie verpleegkundigen kwamen tijdens hun opleiding op allerlei afdelingen te werken. Terugziend kunnen zij zich nog verbazen over zaken die toen gewoon, nu strafbaar zouden zijn: naalden die werden hergebruikt na ze opnieuw geslepen te hebben. Fondspatiënten – die immers weinig opleverden voor het ziekenhuis – hadden wel eens de pech ongeslepen naalden te krijgen. Chirurgische handschoenen werden na de operatie gewassen en te drogen gehangen. Daarna werden ze gecontroleerd op gaatjes en gepoederd. Het zijn maar kleinigheden, toen waren ze volstrekt normaal.
Het is een greep. Ik heb het nog niet gehad over het ontwijken van de portier als je ’s avonds uit was geweest, over het stiekem roken, over de romances: niet alleen onder artsen en verpleegsters, maar ook over het feit dat ziekelijke, vrouwelijke patiënten pogingen deden een zuster aan hun zoon te koppelen: soort garantie op verpleging voor de toekomst…
O, deze wil ik u ook niet onthouden. Weet u wat ‘een Eva’ is? Alle patiënten lagen zonder onderbroek in bed, dat moest, dat was praktisch als ze op de steek moesten of het urinaal kregen aangelegd. Om de ‘schaamte’ te bedekken kreeg iedereen een kleine handdoek, die werd de ‘Eva’ genoemd.
Ik kan aan de gang blijven. En dat maakt voor iedereen die ooit in welke functie ook, verpleegkundige, arts, helpende in een ziekenhuis heeft gewerkt, dit boek tot een feest van herkenning.
Het rijk van foto’s en persoonlijke notities voorziene boek bevat niet alleen een stuk Haarlemse geschiedenis, maar ook de historie van een ambacht dat tot ongenoegen van de auteurs sinds een aantal jaren verdeeld is in mbo en HBO en nog gespecialiseerder. Nergens voor nodig, zeggen zij gedecideerd. Een ouderwetse degelijke en breed opgeleide verpleegster – zoals zij van de Diaconessen – is van alle markten thuis. Geen upgrading dus, geen degradaties. Ze hebben groot gelijk.
Een heerlijk boek, mooi uitgevoerd.
Heleen Jansen (samen met Tineke Sas en Janny Poederbach) – Omzien in verbazing. Herinneringen aan Diaconessenhuis Haarlem 1963 – 1967. ISBN 978-94-92241-36-8, 139 pagina’s. €19,95). Utrecht: Magonia 2020.
NB Eén euro gaat naar de Vrienden van het Spaarne Gasthuis.