Gromy Meek inspireert haar nageslacht
Betachterkleinkind duikt de historie in.
Julia’s grootmoeder Bertje is gefascineerd door haar grootmoeder Meek, om wie een duistere geschiedenis lijkt te hangen. Zelf is Bertje ook ‘anders’, ze heeft op dringend advies van Meek de mulo gehaald, ongebruikelijk in haar milieu. Daarna mocht ze niet doorleren maar moest een dienstje in, maar ze had dat toch maar mooi te danken aan het feit dat ze Frans had geleerd op die school. Ze ontmoet aannemer Ger, doet een goed huwelijk. Maar Ger is geen man waar de beschaving aan kleeft en hij is niet Bertjes grote liefde. Hun zoon Henkje moet het anders gaan doen. Bertje verliest het contact met Gromy Meek, want Ger walgt van de armoe en de stank die haar doodarme grootouders omgeeft.
Als Gromy sterft zonder dat Bertje afscheid heeft kunnen nemen erft ze Meeks prachtige grote schelp. Ze wordt bevangen door schuldgevoel, tracht bij Gropy Bertus meer over Meek te weten te komen. Tot haar verrassing verwijst hij haar voor Meeks geschiedenis naar het woonwagenkamp aan de rand van de stad. Als ze er na veel aarzelen heengaat – het kamp heeft de naam vol gespuis te zitten – ontmoet ze daar iemand die haar op weg helpt. Want Meek heeft wel degelijk sporen liggen in het kamp. En Bertje volgt de voetstappen van haar oude grootmoeder en komt tot opzienbarende ontdekkingen. Waar ze aarzelt wijst Meek haar de weg in haar dromen. Meek heeft de mooie grote schelp al haar hele leven bij zich, nu komt Bertje erachter waarvoor dat ding heeft gediend.
Auteur
Julia is een alias van Juliette van Nes (1946). Ze studeerde Frans, werd docent en schreef lesmodules. Na haar pensionering begon ze te schrijven aan de geschiedenis die ze al haar hele leven ‘bij zich droeg’. Ze had verhalen gehoord over haar voor-moeders en was nieuwsgierig naar het reilen en zeilen van hun bestaan, vroeg zich af of het van invloed was geweest op haar eigen bestaan. Bertje is Julia’s grootmoeder, Meek is daardoor haar betovergrootmoeder. Verhalen uit die tijd kunnen niet meer via overlevering worden verteld. Daardoor heeft de auteur veel onderzoekswerk moeten verrichten.
Julia verweefde de eigen familiegeschiedenis met de historie van Amersfoort in de tijd van de industriële revolutie. Het boek is in drieën verdeeld. In het eerste deel speelt Bertje de hoofdrol, dat deel begint in 1909. In het tweede deel is Gromy Meek nog een jong meisje, dat speelt deels in Tilburg in 1841, Meek verhuist later naar Amersfoort. In het derde, heel korte deel zijn we terug bij Bertje, van wie we op dat moment al aanzienlijk meer weten. Nu is duidelijk wat Meeks invloed is geweest op het leven van haar kleindochter.
De schrijfster heeft een wat al te wijdlopige schrijfstijl. Details zijn prima, té veel details zorgen ervoor dat een verhaal traag wordt. Ik citeer graag Godfried Bomans’ adagium ‘Schrijven is schrappen’. De auteur en de meelezers hebben hier en daar wat onzorgvuldigheden laten staan. Jammer.
Julia – De vrouw met de schelp. ISBN 978-94-6402-269-8, 319 pagina’s, €20,95, Enschede: BoekenGilde 2020.