Buurtaal

Praktische gids voor het Nederlands in België en Nederland

Nederlands is de gemeenschappelijke taal in Vlaanderen en Nederland. Een uitvoerig overzicht van de verschillen in beide landen.

Lang werd aangenomen dat het Algemeen Beschaafd Nederlands (ABN) de norm was. Dat betekende dat vooral de Belgen zich moesten aanpassen. Nu worden beide talen , het Belgisch-Nederlands en het Nederlands-Nederlands als gelijkwaardig beschouwd en worden de verschillen erkend. Dit uitvoerige studieboek geeft een systematisch overzicht van de verschillen. Deze zijn er op talrijke terreinen: uitspraak, woorden, idioom, uitdrukkingen, lidwoorden, voorzetsels, bijwoorden, voegwoorden, voornaamwoorden, werkwoorden, woordvolgorde en zinsconstructies. Daarnaast is er ook aandacht voor de cultuurverschillen tussen beide landen.

Auteur

Miet Ooms is een Belgische wetenschapper die zich met alle aspecten van de taal bezighoudt. Ze heeft een wetenschappelijke carrière als woordenboekredacteur. Ze is vertaler en variatie- linguïst. Op haar website taalverhalen.be vertelt ze met veel liefde en verwondering over de taalvariatie in het Nederlands.

 

 

Voordat ze de taalverschillen behandelt, bespreekt de auteur cultuurverschillen. Een bekend verschil is die van de Nederlandse directheid. Nederlanders winden er geen doekjes om, ze zeggen wat ze ergens van vinden. Daartegenover staat de Vlaamse vaagheid. Belgen zijn voorzichtiger met hun mening. Ze willen niet kwetsen of beledigen. In het bedrijfsleven is het zo dat in België de leidinggevenden ver boven hun ondergeschikten staan. De relatie met de baas is zo belangrijk dat de Belg bereid is regels en afspraken wat soepeler te interpreteren dan ze strikt genomen zijn. Voor een Nederlander komen de regels en de afspraken op de eerste plaats: afspraak is afspraak. Belgen blijven altijd u zeggen tegen hun meerderen ook al is afgesproken te tutoyeren. Nederlanders hebben daar geen moeite mee.

Er zijn dus vele verschillen tussen Vlaams en Nederlands. Om het nog ingewikkelder te maken er zijn ook verschillen binnen beide talen. In het Vlaams is er de standaardtaal, de correcte taal. Mensen die de standaardtaal spreken doen dat zonder regionaal Vlaams accent. Dan zijn er natuurlijk de dialecten en daarnaast is er de ‘tussentaal’. Deze taal bevat te veel afwijkingen om standaardtaal te zijn en te weinig lokale kenmerken om dialect te zijn. Enkele kenmerken: gebruik van ge, wegvallen van de t in woorden als goed (goe), het wegvallen van de h in het begin van een woord hond wordt ond. In verkleinwoorden wordt –ke gebruikt koekske. Een mooi voorbeeld van tussentaal vind je in de politieserie Witse. Uit de mond van de commissaris kunnen we uitspraken verwachten als: amai, allee, ge, wa, nie, goesting (honger, trek), klappen (praten), zeveren (zeuren).

Ook het Nederlands kent zijn taalvarianten. In het Nederlands is er ook een standaardtaal. Het is merkwaardig dat de auteur varianten aangeeft die volgens haar taalveranderingen zijn, terwijl op scholen docenten strijden tegen wat zij fouten noemen, bijvoorbeeld hun hebben in plaats van zij hebben. Groter als in plaats van groter dan. Een aantal mensen zijn in plaats van is. Een afwijking is ook het ‘Poldernederlands’. Het gaat hier alleen om de uitspraak. Bijvoorbeeld bij tweeklanken en de Gooise r. Er zijn ook nog verschillen zoals accentverschillen, bijvoorbeeld de zachte g in het zuiden. en de streektalen, de dialecten. De dialecten zijn geen echte talen, behalve het Fries.

Sommige begrippen zijn wat spelling betreft hetzelfde maar hebben in het Nederlands en Vlaams een verschillende betekenis. Het woord kleedje is in het Vlaams een jurkje en in het Nederlands een tapijtje. Schoon is in het Vlaams mooi en in het Nederlands rein. Het komt ook voor dat bepaalde zaken met verschillende woorden worden aangeduid. Wethouder (NL) – schepen (VL), rechter van instructie (NL) – onderzoeksrechter (VL), bruiswater (VL) – water met prik (NL), frietkot (VL) – patatkraam (NL).

Wat betref schelden en vloeken hebben beide talen enkele gemeenschappelijke woorden maar ook hun eigen uitdrukkingen. Gemeenschappelijk: damn, fuck, godverdomme, klote, kut, shit.  Vlaams: dju, godverdoeme, godverdommemiljaardedju, merde, verdoeme.            Nederlands: graftyfuskankerpleuris, klotezooi, kutzooi, tering.

Ook met scheldwoorden zijn er verschillen. Vlaams: Broekschijter (bangerik), crapuul (schoft), dikke nek (arrogant persoon), scheefpoeper (iemand die vreemd gaat), zot (gek), Johnny en Marina (ordinaire personen)’.                                                                                           Nederlands: achterlijke gladiool, aso, asshole (klootzak), dombo (dom persoon), Sjonnie en Anita (ordinaire personen), randdebiel (erg dom persoon).

Nog vele verschillen worden behandeld. Hier nog enkele voorbeelden. Lidwoorden: de matras of het matras; voorzetsels: in de trein op de trein; voornaamwoorden: de kwestie je, u of ge; werkwoorden: Laten schrikken of doen schrikken, heeft of is (VL) hij gewonnen.

Gelukkig is dit geen boek met regels hoe het hoort of moet. Wat zij gedaan heeft is inventariseren. Zij heeft veel onderzoek gedaan en dat heeft geresulteerd in een zeer omvangrijk en handig naslagwerk dat vooral bedoeld is als steun en advies. Het hangt heel sterk van de context af welke keuzes gemaakt worden. Bij formeel taalgebruik van overheidspersonen, juristen, leerkrachten en nieuwslezers wordt zo veel mogelijk de standaardtaal gebruikt. Het Nederlands en het Vlaams hebben dan slechts kleine verschillen. Hoe informeler de context wordt, hoe groter worden de verschillen.

Een nuttig boek over Nederlands en Vlaams waaraan grote behoefte bestaat.

Miet Ooms – Buurtaal. Praktische gids voor het Nederlands in België en Nederland. ISBN 978-90-5615-651-0, 271 bladzijden, € 22,50. Gorredijk: Sterck & de Vreese 2020.

Dit bericht is geplaatst in Alle Boeken, Taal. Bookmark de permalink.