Hans Wiegel. De biografie

Oppositieleider – Vicepremier – Boegbeeld

Portret van een kleurrijk politicus.

Hans Wiegel (1941) domineerde, samen met Joop den Uyl (1919-1987) en Dries van Agt (1931), het Nederlandse politieke toneel van de jaren zeventig in de vorige eeuw. Daarna verdween hij uit Den Haag, maar tot de dag van vandaag nooit echt uit beeld, daar zorgt hij zelf wel voor.

Wiegel beoefende het politieke spel met verve. Hij was achtereenvolgens lid van de Tweede Kamer, fractievoorzitter van de VVD, vicepremier en minister van Binnenlandse Zaken, Commissaris van de Koningin in Friesland en lid van de Eerste Kamer. Hij sloot zijn werkzame leven af als voorzitter van Zorgverzekeraars Nederland.

Auteur

Pieter Sijpersma (1953) studeerde filosofie aan de Rijksuniversiteit Groningen. Hij is oud-hoofdredacteur van het Dagblad van het Noorden en de Leeuwarder Courant. Vanaf het moment dat hij als verslaggever de opdracht had gekregen de ‘plaatsvervangend vorst’ van Friesland hinderlijk te volgen zou je hem een Wiegel-watcher kunnen noemen. Hoewel Wiegel zich liet interviewen voor dit boek bemoeide hij zich niet met de inhoud. Het boek bevat prachtige verhalen, anekdotes en quotes, die zo veel mogelijk door de auteur op hun juistheid werden gecontroleerd.

Het grootste deel van het boek behandelt, na enkele inleidende hoofstukken over Wiegels school- en studentenjaren, zijn optreden in de landelijke politiek tussen 1967 en 1982. Daarna komt een hoofdstuk over zijn activiteiten als Commissaris van de Koningin in Friesland (1982-1992), gevolgd door het intrigerende De man die nooit terugkwam en twee slothoofdstukken.

‘Jongeheer Wiegel’

Op zestienjarig leeftijd komt Hans Wiegel in de ban van de 72-jarige legendarische VVD-voorman Pieter Jacobus Oud (1866-1968). Sindsdien leest hij elke dag de krant en is zijn politieke belangstelling gewekt. Als student neemt een vriend hem mee naar een bijeenkomst van de afdeling ‘t Gooi van de Jongeren organisatie Vrijheid en Democratie (JOVD). Hij verlaat de avond als penningmeester van de club. Hij raakt geïnspireerd door het Tweede Kamerlid Haya van Someren-Downer, die spreekt over het belang van goed onderwijs. In de JOVD, waarvan hij in 1965 landelijk voorzitter wordt, leert hij de kopstukken van de VVD kennen. De JOVD wordt voor hem de leerschool van de politiek. Hij reist langs de afdelingen en leert veel mensen kennen.

Bij het aantreden van het kabinet-De Jong in 1967 schuift Wiegel de Tweede Kamer in als opvolger van één van de nieuwe bewindslieden. Hij is de eerste tijd als een kind in een snoepwinkel en leert het politieke bedrijf snel. Ook nu reist hij het land door en spreekt hij veel kiezers. In drie jaar houdt hij ongeveer 400 spreekbeurten. Hij krijgt de portefeuille volkshuisvesting toegewezen en valt op in de debatten die hij met Hans van den Doel (PvdA) voert. Zijn bekendheid neemt snel toe.

Als tegenhanger van het Nieuw Linkse geschrift Tien over rood schrijft hij het pamflet Een partijtje libre, waarin hij de socialistische publicatie relativeert. Volgens hem wordt er te veel geklaagd in de politiek. Wel moet de VVD op de schop. De partij moet de kiezer duidelijk maken van haar streven iedereen gelijke kansen te geven. Hij zal dit en veel andere van zijn standpunten zijn leven lang trouw blijven. Het gaat niet om de staatsinrichting, maar om de persoon van de politicus. Dit geschrift van de ‘jongeheer Wiegel’ (De bijnaam is afkomstig van Barend Biesheuvel), door het dagblad De Tijd afgedaan als ‘borrelpraat’, vindt weinig bijval in de media. De Telegraaf vindt niet zozeer de tekst, als de schrijver zelf interessant. Met het publiceren van een uitgebreid portret annex vraaggesprek ontstaat een levenslange band tussen de krant en de politicus. Overigens is hij altijd toegankelijk voor journalisten van links en rechts. Zo treedt hij regelmatig op in het VARA-radioprogramma In de rooie haan van ‘stokebrand’ Jan Nagel, waar hij voortdurend wordt vergast op boegeroep. Hij gaat ervan uit dat zijn montere optreden hem ook respect of sympathie oplevert. Meer dan een miljoen luisteraars, meneer. Zijn optredens in de publiciteit roepen bij links Nederland veel aversie op.

Bij de verkiezingen van 1971 staat Wiegel op de derde plaats van de VVD-lijst, net voor zijn rivaal Henk Vonhoff. Bij de formatie van het kabinet-Biesheuvel wil hij wel staatssecretaris van Politie worden, maar dat gaat niet door. Het aanbod om staatssecretaris van Volkshuisvesting te worden slaat hij af. Door het toetreden van fractievoorzitter ‘Molly’ Geertsema en van Koos Rietkerk en Henk Vonhoff tot het kabinet komt het fractievoorzitterschap van de VVD vrij voor Hans Wiegel. De fractie kiest hem unaniem. In de ogen van partijcoryfee Harm van Riel, voorzitter van de Eerste Kamerfractie, beschikt de VVD met hem over de man die de droom naar de doorbraak van het politieke midden kan verwezenlijken.

Debatten met Den Uyl

Als leider van een coalitiefractie kruist Wiegel regelmatig met verve en veel humor de degens met oppositieleider Joop den Uyl. Hij jaagt graag zijn politieke tegenstanders op stang, maar moet ook regelmatig om zichzelf lachen. Hij verstevigt zijn machtsbasis in de partij, onder meer door een tournee langs de Kamercentrales.

Na de val van het kabinet-Biesheuvel wijst de VVD Wiegel aan als lijsttrekker. Hij treedt overal in het land op en hamert op het misbruik van de sociale voorzieningen. Tijdens de Algemene Beschouwingen van 1972 valt hij Den Uyl stevig, maar met respect aan. D66-leider Hans van Mierlo vernedert hij echter. In het boek lezen we dat dit mede een persoonlijke wraakoefening was.

Tijdens de verkiezingscampagne debatteren Den Uyl en Wiegel samen in het land op het scherps van de snede. De belangstelling is overweldigend. In Groningen (het zogenaamde Sinterklaasdebat) moeten zelfs twee voorstellingen worden gegeven. Buiten de publiciteit leren de heren elkaar waarderen.

Zowel de PvdA als de VVD winnen flink, maar Den Uyl betrekt uiteindelijk het Catshuis na de hardhandige formatie van Jaap Burger en Wiegel zal als oppositieleider het kabinet vier jaar lang fel bestoken. Het wordt de glorietijd van Hans Wiegel als politicus. Hij gaat voluit op het orgel. ARP-fractieleider Wim Aantjes noemt de VVD van de drie H’s Hans, Harm en Haya de partij van Halen, Hebben en Houden.

Nu hij ondanks zijn verbale kwaliteiten geen poot aan de grond krijgt in de Kamer hervat Wiegel zijn rondtocht door het land. De VVD wordt de grote winnaar van de Statenverkiezingen van 1974. Ondersteund door zijn persoonlijk assistent Jozias van Aartsen schrijft hij voor de partijleden het boekje De geloofwaardigheid van een alternatief, een praktische beschouwing over de politieke situatie van het moment. Zijn toon in het parlement wordt minder verbeten Hij noemt het kabinet een ramp voor het land, maar een zegen voor de oppositie.

Intussen komt het CDA langzaam van de grond en wordt Dries van Agt uitgeroepen tot de eerste lijsttrekker. Hij en Ruud Lubbers hebben dan al mentaal afscheid genomen van het kabinet. Als Van Agt wegens het ontsnappen van de oorlogsmisdadiger Pieter Menten in de Kamer snoeihard wordt aangepakt door de PvdA’er Aad Kosto ruikt Wiegel zijn kans. Hij dwingt de VVD-woordvoerder Annelien Kappeyne van de Coppello haar toon te matigen.

Tijdens de verkiezingscampagne van 1977 heeft de VVD wel last van de dominantie van de PvdA en het CDA in de campagne, maar wint toch zes zetels. Echter, een coalitie PvdA, CDA, D66 ligt het meest voor de hand. De PvdA overspeelt zijn hand en na 163 dagen geeft zijn opdracht als formateur terug. Informateur Van der Grinten zet de PvdA buitenspel en Hans Wiegel belt Van Agt. Het CDA wendt de steven.

Van Agt/Wiegel

Na het eerste gesprek tussen Van Agt en Wiegel gaan beide heren samen eten bij Le Bistroquet, waar van hen de legendarische foto wordt genomen. Het wordt het begin van een levenslange vriendschap en van een geslaagde formatie, die veel eerder klaar was dan Van Agt zijn kritische fractie wilde laten geloven.

 

Men begon met de zetelverdeling, die tijdens de vorige formatie maar niet wilde lukken. Op de achterkant van zijn sigarendoos rekende de formateur uit, dat de door Wiegel voorgestelde tien ministersposten voor het CDA en zes voor de VVD redelijk was. Hoewel het regeerakkoord ‘verdacht veel’ op de eerdere afspraken tussen CDA en PvdA leek, ging de VVD akkoord. Het belangrijkste is dat de VVD weer gaat regeren en de PvdA buiten het landsbestuur blijft. De CDA-fractie echter had een groot aantal amendementen, waarvan Wiegel bereid was driekwart te accepteren. Het deel van het CDA dat dit kabinet niet wilde, later loyalisten genoemd, bleef halsstarrig totdat Maarten Schakel hen krachtig toesprak. Al konden zij het regeerakkoord niet aanvaarden zouden zij de totstandkoming van het kabinet niet verhinderen en het op zijn daden beoordelen.

Toen Van Agt aarzelde om het kabinet zelf te gaan leiden zei Wiegel ‘als jij premier wordt, wil ik vicepremier worden. Dan trekken we de kar verder met z’n tweeën’. Aldus geschiedde en hoogstwaarschijnlijk heeft geen vicepremier voor of na hem zoveel invloed gehad als Hans Wiegel. Van Agt gunde veel aan Wiegel en liet het nodige aan hem over, inclusief het leiden van kabinetsvergaderingen en het houden van de wekelijkse persconferentie van de minister-president. Dat het kabinet-Van Agt I ook vaak het kabinet van Agt/Wiegel wordt genoemd is niet meer dan logisch.

Wiegel steunt de premier te allen tijde. Hij was in de ministerraad goud waard als co-equipier, zo herinnert Van Agt zich. Ze opereren als een tandem. Samen hebben ze het land aan het ‘meedenken’ van CDA-fractieleider Ruud Lubbers en zetten hem een keer vrolijk op het verkeerde been. Wiegel toont Van Agt altijd respect in het openbaar. De laatste beschreef het kabinet ooit als een vennootschap onder firma.

Een substantieel deel van het boek is gewijd aan het ministerschap van Hans Wiegel. Hij wil net als de door hem (en ook door Van Agt) bewonderde premier Piet de Jong op de winkel passen, maar zelfs dat is geen geringe klus. Als minister van Binnenlandse Zaken was hij de grootste werkgever van Nederland en moest hij onderhandelen met de machtige ambtenarenbonden en hun Bourgondische voorman Jan Dutman. Zijn meest geruchtmakende benoeming is die van Willem Scholten tot vicevoorzitter van de Raad van State, waarmee hij de voordracht van de raad zelf passeert. Scholten bleek overigens een gedegen vicepresident.

Omdat premier Van Agt doodmoe was van de slopende formatie liet hij de voorbereiding van de regeringsverklaring aan Wiegel over.

Het kabinet kreeg binnen en buiten het parlement veel tegenwind, wat uitvoerig wordt beschreven.

De tegenwerking van maatschappij van maatschappij en pers versterkt hun onderlinge band. De hoon en de kritiek die soms bitter klinkt wekken de kwajongens in hen op. Ze scheppen er beiden een heimelijk plezier in om het journaille dat zo vijandig is, de onverbiddelijke oppositie en de opiniekwekers die op hen afgeven, tegen de haren in te strijken, om de ergernis te vergroten. Hoe harder er wordt geroepen dat alles wat ze doen verkeerd is, des te meer ze zich aangemoedigd voelen.

We lezen hoe het kabinet een paar maal langs de rand van de afgrond gaat, bijvoorbeeld met de Urenco Affaire, het kruisrakettenbesluit en de levering van raketten aan Zuid-Afrika. Toen Minister van Financiën Frans Andriessen niet meer tekende voor het financiële beleid had hij gelijk, maar kreeg hij het niet van de VVD-ministers en trad af. Zo werd het een ministerscrisis en geen kabinetscrisis. Het feit dat dit van alle kanten aangevallen kabinet de rit volmaakte was een prestatie van formaat. Ruud Lubbers verklaart: ‘Omdat Wiegel gewoon volhield. Hij heeft gezegd: ik heb een afspraak met Van Agt, die komen wij na.’

Minister Wiegel delegeert veel, bijvoorbeeld aan de getalenteerde ambtenaren Elco Brinkman, Jozias van Aartsen en Arthur Docters van Leeuwen. Hij torpedeerde het voornemen van zijn voorganger De Gaay Fortman om Nederland in 24 provincies op te delen. Aan de chaotisch verlopen troonwisseling tussen Juliana en Beatrix wordt een apart hoofdstuk gewijd.

Wiegel geniet niet alleen van de politiek, maar ook van het decorum. Zo herstelt hij het gebruik dat de minister van Binnenlandse Zaken per koets naar het Binnenhof rijdt om het parlementaire jaar af te sluiten. Die voorliefde voor decorum en enig acteerwerk komt hem ook goed van pas in zijn latere loopbaan.

De uitslag van de verkiezingen van 1981 maakt een eind aan de meerderheid van VVD en CDA. Van Agt moet noodgedwongen een kabinet gaan leiden met de PvdA en D66. Mede wegens familieomstandigheden vraagt Wiegel zijn opvolger op Binnenlandse Zaken Ed van Thijn om hem tot Commissaris van de Koningin in Friesland te boenomen.

Ondanks aanvankelijke tegenstand, hij stond tenslotte niet op de voordracht, voelde hij zich in Friesland als een vis in het water. Het bestuurlijke werk had niet zijn grootste interesse en kostte hem niet veel tijd, maar hij blonk uit als boegbeeld van de provincie en zette zijn uitgebreide netwerk daarvoor in. Hij bleef er tot begin 1994. Daarna werd hij tot zijn pensioen (de eerste) voorzitter van Zorgverzekeraars Nederland, vooral een boegbeeldfunctie.

Uiteraard wordt stilgestaan bij de pogingen om het stemmenkanon Wiegel tijdelijk of definitief weer terug te halen naar Den Haag, en waarom deze mislukten en/of door belangrijke VVD’ers als Ed Nijpels, Frits Bolkestein en toenmalig partijvoorzitter Dian van Leeuwen werden getorpedeerd. Ook Wiegels eigen aarzelingen waren daar mede debet aan.

De Nacht van Wiegel

In 1995 wordt Hans Wiegel lid van de Eerste Kamer. Daar krijgt hij nog één keer alle schijnwerpers op zich gericht als hij in de nacht van 18 op 19 mei 1999 trouw blijft aan zichzelf en een grondwetswijziging torpedeert waarmee een correctief referendum mogelijk zou worden gemaakt. Als gevolg van De nacht van Wiegel (hij belde erover met Norbert Schmelzer) leed D66 enorm gezichtsverlies en viel het kabinet-Kok II (dat overigens later weer werd gelijmd). Een jaar later verliet Wiegel de Kamer en definitief de politiek.

Zo nu en dan biedt dit boek ook een, sober, inkijkje in het privéleven van de hoofdpersoon. Beide gelukkige huwelijken met Jacqueline Frederiks en daarna met haar zuster Marianne werden wreed afgebroken door een auto-ongeluk.

Het boek is zo dik dat ik van plan was het diagonaal te gaan lezen. Daarvoor bleek het echter te interessant. Het is bovendien goedgeschreven. Het is geïllustreerd met een aantal foto’s. Op het omslag kijkt Wiegel recht in de camera, zoals hij dat ook deed bij talloze tv-interviews; hij had dat geleerd van Norbert Schmelzer. Na de noten wordt de geraadpleegde literatuur vermeld, dan komt een lijst met geïnterviewde personen, de zetelverdeling van de Tweede Kamer in de periodes 1967-1981 en 1995-2000, een illustratieverantwoording en tenslotte een namenregister.

Een aanwinst voor de politieke geschiedenis van ons land.

Pieter Sijpersma – Hans Wiegel. De biografie. ISBN 978-90-450-3825-4, 766 pagina’s, € 39,99. Amsterdam/Antwerpen: Atlas Contact 2020.

Een ingekorte versie van deze recensie verscheen in ‘Bestuursforum’.

Dit bericht is geplaatst in Alle Boeken, Biografie, Geschiedenis, Politiek. Bookmark de permalink.