Een familiekroniek
Het Joods-zijn in de naoorlogse jaren.
Verdriet en Boterkoek leest als een roman, maar we hebben te maken met een familiekroniek. Dat wordt nog eens benadrukt door de foto op het omslag van de schrijfster met haar moeder Netty Rosenfeld en haar dochtertje. De opdracht van het boek is Ter nagedachtenis aan de zusjes Esther en Netty Rosenveld. Netty en Esther, respectievelijk de moeder en de tante van de schrijfster zijn de hoofdpersonen. Voor in het boek staat een stamboom van de familie, wat heel verhelderend is, want in het boek staan heel veel namen. De schrijfster, Margalith Kleijwegt, dochter was al jaren geobsedeerd door het oorlogsverleden van haar familie. De overlevenden, Netty, Esther en Jaap krijgen de meeste aandacht. Daarnaast gaat het ook over haarzelf en haar broer. Ook van de derde generatie wordt verteld hoe zij omgaan met het Joods-zijn en de verhalen over de oorlog.
Auteur
Margalith Kleijwegt (1951) werkt als onderzoeker en journalist. Ze studeerde aan de sociale academie en werkte enige tijd als maatschappelijk werker en schreef voor Vrij Nederland. Ze publiceerde veel over onderwijs, zorg en de multiculturele samenleving. Daarnaast schreef ze onder andere de volgende boeken Onzichtbare ouders en Terug naar Oude Pekela en, met Max van Weezel, Op tv, of roemloos ten onder, over het oprukken van de mediacratie.
Wat opvalt in dit boek over Joden in de oorlog is dat bijna alle familieleden pogingen deden om uit de handen van de Duitsers te blijven. De meeste vluchtpogingen mislukten. Soms werden kostbaarheden of hoge sommen geld geboden. Netty probeerde haar vader te redden door aan een ambulancebroeder te vragen hem op te halen voor een kostbare ring. De broeder durfde het niet aan. Veel mislukte en velen werden verraden. Het is opvallend hoe vaak het woord verraad voorkomt. Netty werkte lange tijd in het ziekenhuis. Af en toe werkte ze ook in de crèche van de Hollandse schouwburg. Veel kinderen werden daar weg gesmokkeld. Toen het te gevaarlijk werd, werd ze door een vriend meegenomen naar een adres in Eindhoven in de buurt van haar zuster Esther. Haar leven lang heeft Netty schuldgevoelens gehad over het in de steek laten van haar patiënten.
Netty Rosenfeld probeerde na de oorlog afstand te nemen van het verleden. Ze vierde geen Joodse feestdagen meer, maar wel Kerstmis en Pasen. Toch werd ze vaak herinnerd aan haar Joodse wortels. Haar omroepcarrière begon ze in Eindhoven bij Radio Herrijzend Nederland. Reeds na de eerste uitzending kreeg ze antisemitische brieven. Onbekenden belden haar op met de mededeling dat de Duitsers vergeten waren om haar te vergassen. Haar hele leven bleef ze beducht voor en had ze angst voor antisemitisme, maar zelf zei ze dat ze de oorlog achter zich had gelaten, Ik heb de oorlog van me af gevochten. Of dat haar echt gelukt is, betwijfelt haar dochter. Haar moeder vertoonde ten opzichte van de oorlog en het Jood-zijn tegenstrijdige emoties en onvoorspelbaar gedrag. Dan weer wel en dan weer niet Joods willen zijn. Geen Joodse feestdagen vieren, maar wel overal risjes (antisemitisme) zien.
Esther, het tien jaar oudere zusje van Netty, was een totaal andere persoon. Beiden hadden een onderduikadres in Eindhoven. Ze hadden weinig contact.
De zoon van Esther, Jaap, kreeg een Joodse opvoeding: Joodse les en bar mitswa. Het gezin vierde ook de Joodse feesten, terwijl ze niet gelovig waren en niet naar de synagoge gingen. Het Joods-zijn was voor Esther, ondanks de vervolging, iets vanzelfsprekends. Zoon Jaap kon niet accepteren dat zijn vader was omgebracht. Hij hoopte op de volgende afloop: De bel zou gaan, ik zou de deur opendoen en daar zou hij staan, mijn vader, Herman Wertheim. Pas rond zijn vijftiende accepteerde hij de harde waarheid. Dat deze familie zich niet distantieerde van de oorlog en hun Joods-zijn blijkt uit een gebeurtenis op juli 2012. Voor Jaaps vroegere ouderlijk huis in Eindhoven werden toen zogenaamde struikelstenen gelegd, koperen plaatjes met de namen van de omgekomen familieleden: Jaaps vader, oma, tante en oom. Kleinzoon Ben deed mee met het uitspreken van het kaddisj, een gebed in het Hebreeuws voor de doden.
In het boek wordt ook aandacht besteed aan de derde generatie. Ook deze jeugdigen, veelal kleinkinderen van Netty en Esther, worden nog steeds geconfronteerd met antisemitisme. De schrijfster komt met verscheidene voorbeelden. Zo wordt de zoon van Margalith, Kers, op de middelbare school geconfronteerd met medeleerlingen die lacherig deden over concentratiekampen. Nadat hij de harde feiten had vermeld, ook over zijn familie, is de oogst dat ze hem voortaan Jood Kers noemen. Een ander schrijnend voorbeeld betreft een feest op het strand in Zeeland. Het ging om een verjaardagsfeest en de hele familie was aanwezig. Iemand riep daar: Kunnen die Joden naast me alsjeblief oprotten?
Verdriet en boterkoek geeft een goed inzicht hoe de verschillende generaties in een Joodse familie omgaan met hun oorlogsherinneringen en hun Joods-zijn. Het is verbijsterend om voorbeelden te zien van concrete voorbeelden van antisemitisme. Daarom is dit een nuttig boek met een waarschuwende functie om alert te blijven voor antisemitisme.
Margalith Kleijwegt – Verdriet en boterkoek. Hoe de oorlog is verdwenen. ISBN 978-90-450-4210-7, 206 pagina’s, € 19,99. Amsterdam: Atlas Contact 2021.