Je haalt het meisje wel uit Mokum, maar Mokum niet uit het meisje
Muziek voor moeder als therapie.
Als de moeder van musicus Jan Vredenburg (groep Champagne) een hersentumor heeft én aan Alzheimer lijdt, verwatert al snel het contact tussen beiden. Dag in dag uit komt Jan bij zijn moeder op bezoek, maar er zijn maar zelden momenten dat moeder haar zoon herkent. Hij doet allerlei pogingen haar de wereld in te trekken en dan is daar plotseling de dag dat hij haar lievelingsliedje zingt, het oude ‘M’n eerste meisje van de zangvereniging’, een liedje van Willy Alberti. Tot Jans grote vreugde kijkt moeder hem helder aan en zingt met haar gebroken stem de laatste woorden mee. Op zijn tranen zegt ze: ‘Het geeft niet hoor’. Ze praten wat, ze is helder. Pas als ze weer in bed ligt, zakt ze terug in haar verre, onbereikbare wereld. Na dat moment besluit Vredenburg vaker voor moeder te gaan zingen, oude liedjes uit het Mokum van haar jeugd. Moeder vindt het heerlijk!
In de volgende bezoeken heeft ze het steeds over Amsterdam, terwijl ze in Jans buurt in Alkmaar woont. Ze vertelt warrig, alsof ze met puzzelstukjes strooit. Maar hij weet zelf nog goed dat het moeder was die hem zingen leerde. In haar Jordanese dialect. Want verhuisd of niet ‘Je haalt het meisje wel uit Mokum, maar Mokum niet uit het meisje’. Ook nu is muziek de sleutel tot het contact tussen moeder en zoon. Ruim na haar dood – Vredenburg is nu al 72 jaar – zet hij moeders jeugd op papier. De pandemie heeft zijn optredens stilgezet, Jans vrouw adviseerde haar man dit te gaan doen. Daarop volgt een intensieve speurtocht naar vroeger tijden. Naar de tijd dat zijn ouders in de Jordaan een gezin op poten zetten. Ze waren arm, het was vechten voor een hap eten, maar ze knokten en dreven boven.
Auteur
Jan Vredenburg (1949) is musicus. Hij formeerde de Nederlandse groep Champagne en scoorde daarmee jarenlang internationaal hoog op de hitparades. Met de verkoop van 2,5 miljoen singles en ruim 700.000 lp’s behaalde hij wereldwijd grote successen. Na zijn scheiding van Paulette Bronkhorst, die deel uitmaakte van de groep, koos hij voor een leven buiten de muziek en begon een carrière in de journalistiek.
Inmiddels treedt hij weer op. Via zijn moeder ontdekte hij dat muziek als therapie goed werkt voor dementerende mensen. Hij speelt dan ook voor ouderen en dementiepatiënten in heel Nederland en Vlaanderen. Daarvoor heeft hij een speciaal theaterprogramma: De Bonte Dinsdagavond Trein, waarin hij liedjes van vroeger zingt, zoals bijvoorbeeld De Zuiderzeeballade.
Een boeiend boek met een fascinerend verhaal. Maar het boek zal extra boeiend zijn voor mensen die oud-Amsterdam kennen of willen leren kennen. Armoede was in de vooroorlogse crisistijd voor iedereen loodzwaar, maar in de grote stad was het waarschijnlijk nóg meer honger lijden dan op het platteland.
Het boek is toegankelijk geschreven. Vredenburg kan zich geweldig goed verplaatsen in het leven van toen, het harde bestaan van de mensen die niets cadeau kregen in het leven.
Vredenburg wil na de Covid-tijd weer gaan optreden in verzorgingshuizen en in kleine zalen. In een interview met De Drontenaar , de krant van zijn woonplaats, zegt hij: ‘Ik hoef er niet van te leven. Voor een kopje koffie of een kop soep kom ik graag naar De Regenboog.’ Opdat u het maar weet, Vredenburg slecht vast de drempels.
Jan Vredenburg: Ik zal altijd voor je blijven zingen. ISBN 978-94-6217-997-4, 22 pagina’s, €17,50. Prinsenbeek: Davey Jones Publishing 2021.