Grootmoeder en het dode kind
Gerards studie naar de geboorte.
Gerard Stroband is zestig en man alleen. Hij zou graag een vrouw om zich heen hebben, maar zijn pogingen tot contact blijven steken bij schapen, aalscholvers, katten en zelfs ooievaars, zeldzaam in het Zeeuwse land. Hij verhuist vanuit zijn ouderlijk huis om een nieuwe start te maken. Hij schrijft graag, wie weet zit daar toekomst in. En dan leest hij in de krant een interview met een historicus die zich heeft verdiept in de extreem hoge kindersterfte in de Bevelanden tussen 1850 en 1900. De man vertelt: ‘Vier op de tien kinderen stierven voor hun eerste verjaardag, zes op de tien voor hun vijfde’. Dat zinnetje roept bij Gerard de herinnering aan zijn grootmoeder op. Hij was dol op haar, zij woonde in zijn ouderlijk huis nadat zij kinds werd. Ze werd geboren in 1874 en stierf toen ze 94 was. Grootmoeder was dus een taaie geweest, zij overleefde die tijd dat zoveel leeftijdgenootjes stierven.
Gerard Stroband besluit zich te gaan verdiepen in de tijd waarin zijn oma werd geboren en dan met name in de wijze waarop toen de geboortes plaatsvonden. Een echte studie! Hij knapt er van op. Bezoekt bibliotheken, verdiept zich in de onooglijkste boekjes en medische verslagen. Uiteindelijk besluit hij in de huid te kruipen van een Vroedmeester uit die tijd, de man die bevallingen begeleidde die niet van een leien dakje verliepen, want daarvoor was er de vroedvrouw. Zijn persoonlijke vroedmeester heet Jacob Smallegange. Gerard Stroband bedenkt zijn leven en blaast hem kennis en mensenliefde in, al schrijvend over ’s mans bestaan, over zijn opleiding bij de Geneeskundige School, over zijn vroede praktijken als hulp bij de barende Zeeuwse vrouw die haar zoveelste kind ging krijgen, maar waar het dít keer zo moeizaam verliep dat de vroedmeester zélf moest komen. Jacob Smallegange maakt alle soorten bevallingen mee, Gerard Stroband verslaat ze menslievend. En dan is het klaar, het manuscript. Het kan uitgetikt worden… Hij neemt een typiste aan. En leest haar voor wat hij heeft geschreven. Niet alles kan haar bekoren.
Auteur
Rinus Spruit (1946) was verpleegkundige. Na afloop van zijn werkzame leven begon hij een leven als succesvol schrijver. Hij debuteerde in 2009 met De rietdekker, een kleine roman diebreeduit geprezen werd, onder meer door Maarten ’t Hart. Ook Spruits volgende romans oogstten veel lof. Hij ontving de Prijs van de Zeeuwse Boekhandel en de Zeeland Refinery Cultuurprijs. In 2019 verscheen De wonderdokter, naar het dagboek van de Zeeuwse plattelandsarts Albert Willem van Renterghem, de man die de hypnose en psychoanalyse in Nederland introduceerde.
Spruit bezit de gave in weinig woorden veel sfeer te scheppen, een weids landschap te schetsen met enkele potloodstreken, een gemoedstoestand te beschrijven in enkele ademtochten. Een schitterende taalbeheersing, ontroerend en mooi.
Een ingetogen boek om te herlezen.
Rinus Spruit – De verlossing van Jacob Smallegange. ISBN 978-90-5936-986-3, 155 pagina’s, €21,99. Amsterdam: Uitgeverij Cossee 2021.