“Gij zult niet doodslaan”

Via de gevangenis en het leger

Van mietje tot kille huurmoordenaar.

Terwijl de hoofdpersoon Dirk over Belgische wegen rijdt, mijmert hij over zijn jeugd in het dorp Ruisbroek. Hij denkt terug aan zijn ouders en vrienden en hoe hij onschuldig is veroordeeld en in een ‘instelling’ terechtkomt, waar hij seksueel wordt misbruikt. Er valt daar een dode te betreuren, maar dat heeft voor hem geen nadelige gevolgen. Nadat hij samen met een vriend is vrijgekomen krijgt hij werk bij diens oom in Toulouse, die behalve een bakkerij ook een bloedmooie dochter heeft. Deze dochter biedt hem al op de eerste ochtend naast het Engelse ontbijt van eieren met bacon ook zichzelf aan. Na twee jaar overdag bij de bakker en ’s nachts in het bed van de dochter doorgebracht te hebben reist hij, zonder afscheid te nemen  en gewetenswroeging, af naar de Spaanse stad León.

Het lukt hem om met medewerking van een Belgische notaris ter plekke in het bezit te komen van een tapasbar en lokt klanten niet alleen met ‘lokale kazen uit Asturië’(Léon ligt trouwens in de provincie Castilla y León dat in het noorden grenst aan Asturië), maar ook door voor de toeristen een frietkot te openen, want een Belg blijft een Belg die ook op vakantie frieten wil.  Voor de nodige ontspanning scharrelt hij de natte droom van elke man op die popelt om met hem het bed in te duiken. Na enige tijd laat hij het pand om hem moverende redenen in de fik gaan en vertrekt hij op stel en sprong naar Canada mét de uitkering van de kennelijk goedgelovige verzekeraar, doch met achterlating van de Spaanse Schone.

Daar neemt hij dienst in het leger waar hij wordt opgeleid tot wapendeskundige en scherpschutter. Tijdens een missie in Somalië doet hij schietervaring op, maar terug in Canada wordt door zekere gebeurtenissen hem de grond te heet onder de voeten. Hij vindt hij het nu welletjes en wil goed betaald werk en begint dan zichzelf als zzp’er in de huurmoordbranche.

Hij krijgt een klus in Colombia waar hij tegen een redelijke vergoeding op een kinderfeestje een drugsbaron een extra gaatje in het hoofd bezorgt en andere, al dan niet amoureuze, wederwaardigheden ondergaat.

Als hij een klus in België krijgt aangeboden lijkt het hem een goed moment om contact op te nemen met zijn vader André die hij jarenlang niet heeft gezien of gesproken. André heeft zich intussen ontpopt als een overjarige ict’er en toevallig, maar toeval bestaat niet, en zonder het van elkaar te weten jaagt hij op dezelfde persoon als waar Dirk de opdracht voor heeft. Het gevolg laat zich raden, maar voor het zover is moet de lezer daar zelf maar achter komen.

Auteur

Francis de Jonghe, een in 1973 geboren en getogen Ruisbroekenaar schreef van kinds ad aan verhaaltjes en aan fantasie heeft hij nooit gebrek, zoals blijkt uit deze debuutroman. In het dagelijkse leven zijn cijfertjes zijn habitat van de auteur.

Credo quia absurdum (Ik geloof omdat het absurd is Tartullianus).

Al in het begin vertelt Dirk een huurmoordenaar te zijn en door de gebeurtenissen een korte tijd later wordt het duidelijk wie er aan het einde zal worden omgelegd. Hierdoor wordt de spanning in het verhaal wat weggenomen, maar dat wordt later ruimschoots vergoed. Overigens zijn de doden, behalve de laatste, juridisch gezien niet het gevolg van moord, maar van doodslag en is de rol van het Parket (in Nederland het Openbaar Ministerie) op zijn zachtst gezegd weinig geloofwaardig daar forensisch onderzoek door het gelikte verhaal van een getuige/verdachte heen zal prikken. En een Spaanse bank die een lening verstrekt aan een buitenlander zonder inkomen, al dan niet met een Belgische notaris, zal met een lantaarntje te zoeken zijn. Het verhaal wemelt van ongeloofwaardigheden, maar zonder dát is er geen verhaal, dus een kniesoor die daar op let en het mag de (lees)pret niet drukken. Het enige dat écht gebeurd is, is de overstroming van Ruisbroek in 1976 (foto op pagina 4), maar die gebeurtenis heeft niets met dit verhaal te maken. Het wisselen van heden naar verleden en terug, en van gedachten terug naar de werkelijkheid, deed bij tijd en wijle mij de wenkbrauwen fronsen. De karakterontwikkeling van het ‘mietje’ dat Dirk als tiener was tot de kille huurmoordenaar die weinig tot geen compassie heeft met zijn medemensen komt in de loop van het verhaal goed tot uiting.

Het is hoe dan ook een amusant, maar duidelijk fictief verhaal en voor de Nederlandse lezer zal het gebruik van het ‘Algemeen Beschaafd Vlaams (?) zijn charme hebben en voor de Vlaamse lezer een bevestiging dat Vlaams een échte taal is. Mijn complimenten, Francis, en op zijn Hollands gezegd: ‘Ga zo door, mijn vriend en Gij zult spinazie eten’. En dat slaat óók ergens op!

Francis de Jonghe – “Gij zult niet doodslaan”. ISBN 978-94-9154-574-0, 230 pagina’s, € 24,50. Ellezelles (B): Uitgeverij Les Iles 1024,

*De omslag toont een foto van het in 1976 onder water gelopen dorp Ruisbroek-aan-de-Rupel. Er overheen gemonteerd is het dreigende gezicht van een man dat wel eens dat van de fotograaf zou kunnen zijn als de foto niet rechtenvrij is en/of geen toestemming verleend  voor het gebruik.*

**Een deel van de opbrengst van dit boek gaat naar Kick Cancer Belgium, kick cancer.org/nl/**

Dit bericht is geplaatst in Alle Boeken, Detective / Thriller. Bookmark de permalink.