Wilhelmina in de tram

De Koningin keert terug

De sobere vorstin.

Wilhelmina in de tram is een beknopte historische schets over Koningin Wilhelmina vanaf haar verblijf in Londen. Het eerste hoofdstuk heeft als titel Een ander mens. In Londen streefde ze er naar om zo gewoon mogelijk te zijn. Geen paleis, geen hofhouding. Veel omgang met ‘gewone’ mensen. Haar gezelschap bestond uit ministers en enkele ambtenaren. Graag ging ze om met gevluchte Nederlanders en de ‘Engelandvaarders’. Onder hen was de bekendste Erik Hazelhoff Roelfzema, met als bijnaam Soldaat van Oranje. Hij werd een vertrouwenspersoon van de koningin. Toen zij na de bevrijding terugkeerde naar Nederland continueerde zij haar sobere levensstijl. Veel aandacht besteedt het boek aan het karakter van de koningin. Dat levert een nogal negatief beeld op. Opmerkelijk is het verhaal over haar geloof. Haar leven na de troonsafstand komt ook uitvoerig aan de orde.

Auteur

Kees Bruin (1952) promoveerde bij de Universiteit van Amsterdam op een studie naar de geschiedenis van het Nederlandse decoratiestelsel. Hij publiceerde ook over Amsterdamse oude en nieuwe elites, het Nederlandse adelsbeleid, multicultureel samenleven in de Utrechtse volksbuurt en Rembrandtverering in de twintigste eeuw.

In Londen had Wilhelmina veel te maken met haar ministers. Ze had weinig ontzag voor hen, vooral voor de premier De Geer. Zij ontsloeg hem. Met zijn opvolger Gerbrandy kon ze aanvankelijk wel goed opschieten, maar hun opvattingen over Nederland na de bevrijding verschilden nogal. In een brief aan Juliana schreef ze over de ministers dat het een stel kleinburgerlijke figuren waren en Gerbrandy noemde ze ‘een volkomen domoor’. Beter kon ze het vinden met de Engelandvaarders. Ze dronk thee met hen. Toch was ze niet al te gemakkelijk in de omgang: geen tegenspraak en alleen positieve antwoorden op haar vragen.

De slechte verhouding met de regering bleef ook na de terugkeer in Nederland. Wat Wilhelmina wilde was een tijdelijk bewind instellen met minder zeggenschap voor het parlement met zijn partijstrijd en onbeduidende politici. Volgens haar verlangde het Nederlandse volk dat Oranje het voor het zeggen kreeg. Haar dochter Juliana was tegen een autocratisch bewind. De democratie moest gehandhaafd blijven. Ook Gerbrandy hield vast aan de grondwettelijke principes. Het gedroomde bewind onder Oranje kwam er niet.

Wilhelmina was teleurgesteld over de regering die te traag was met de zuiveringsprocessen. Degenen die fout waren in de oorlog moesten gestraft worden. Zij tolereerde in haar omgeving alleen mensen die correct waren in de oorlog. Leden van de hofhouding die niet ‘goed’ waren geweest wilde de koningin nooit meer zien. Het hofpersoneel werd van hoog tot laag zonder genade gezuiverd.

De soberheid van Londen werd in Nederland voortgezet. Ze wilde niet meer in een paleis wonen en woonde een jaar lang in een herenhuis in Scheveningen. Later veranderde dat geleidelijk. Lang woonde ze in het Loo, maar wel in een eenvoudig appartement. De Gouden Koets op Prinsjesdag werd een auto. Ze liet zich begeleiden door leden van de Binnenlandse Strijdkrachten in blauwe overalls of battledress. Een ultieme poging om zich als gewoon burger te gedragen was toen ze zonder enige begeleiding een tramrit ging maken.

Wilhelmina had na de oorlog een sterke behoefte aan contacten buiten de benauwde kring van hovelingen en gezagsdragers. Ze beoogde een werkelijke omgang van mens tot mens. Dat bleek niet altijd eenvoudig. Opmerkelijk waren haar contacten met haar pachters. Vanuit het Loo ging ze wel eens op bezoek bij de boerengezinnen. In het boek staat hierover een mooie anekdote. Prinses Wilhelmina ging op een ochtend onaangekondigd naar een oude vrouw in Gortel. De vrouw was met de was bezig en het bezoek kwam niet goed uit. Wilhelmina vroeg haar wanneer het wel gelegen kwam. De vrouw: Nou ja, kom morgen maar dan heb ik de koffie bruun. De prinses vond het leuk om te babbelen in het Veluws dialect.

Nog twee eigenschappen van Wilhelmina moeten worden vermeld. Haar karakter was moeilijk. Ze was ongeduldig. Stoppen voor rode stoplichten of gesloten overwegbomen vond ze moeilijk. Ook was ze soms erg driftig en gebruikte ze grove woorden. Eén van haar biografen noemde haar in bepaalde situaties een scheldend viswijf. Een ander eigenschap is haar godsdienstigheid. Wilhelmina was erg gelovig. Haar godsvertrouwen kwam voor alles. Binding met een bepaalde kerk had ze niet. Ze bezocht steeds verschillende kerken en ze was een groot voorstander van de oecumene. Ze beschouwde zichzelf als door God uitverkoren voor het koningschap.

Kees Bruin stelde een zeer interessante biografische schets samen over Wilhelmina. De zeer uitgebreide bronnenlijst laat zien dat hij een grondig onderzoek heeft verricht.

Kees Bruin – Wilhelmina in de tram. ISBN 978-94-6455-123-5, 77 pagina’s, €15,00. Hilversum: Uitgeverij Verloren 2024.

Dit bericht is geplaatst in Alle Boeken, Biografie, Geschiedenis. Bookmark de permalink.