De koffiedief

Smokkelaar koffieplant wacht de doodstraf

VOC jaagt op goud in bittere koffiebonen.

Het is 1683. Overal in Europa worden koffiehuizen geopend. De waard slaat een vaatje koude koffiedrank aan, vult een kan, verhit de inhoud en schenkt de kommen vol. Het is genieten geblazen. Wie koffie drinkt laat zien dat hij rijk is, bijdetijds, met graagte een bittere drank drinkt. Zelf zet men nog geen koffie. Het Ottomaanse Rijk (Turkije) heeft het monopolie op het planten, oogsten en vervolgens branden van de koffiebonen. Eigen kweek is onmogelijk, want het brandprocedé maakt de bonen onvruchtbaar. In Turkije staat de doodstraf op het smokkelen van de planten. Maar als een zeer intelligente Engelsman, Obediah Chalon, een jonge edelman in eeuwige geldnood, het verzoek krijgt om een geheime expeditie op touw te zetten om koffieplanten te roven gaat hij daar toch op in.

Hij stelt zorgvuldig een team experts samen: een man die Arabisch spreekt, een meesterdief, een zeevaarder uit Denemarken, een beeldschone vrouw die de taak krijgt door haar schoonheid belangrijke lieden af te leiden, een hugenoot die de handelsroutes kent… Zij moeten naar Turkije reizen en zo veel koffieplanten bemachtigen, dat men in de Nederlanden een eigen kwekerij kan opzetten. Deze werkwijze is eerder gelukt met tabaksplanten, dus met koffie moet het ook mogelijk zijn. Obediah’s zeer geheime opdrachtgevers zijn de machtige Heren XVII van de Nederlandse Verenigde Oost-Indische Compagnie ofwel VOC, een afkorting die door de Deen meesmuilend wordt omgezet in Vergaan Onder Corruptie.

De optimistische Chalon kan nog zo zorgvuldig tewerk gaan, een spion krijgt lucht van zijn plannen. Niet tot in details, maar hij vermoedt wel welke kant het opgaat. Hij stelt zijn meerderen via brieven op de hoogte, zij zetten weer andere spionnen uit, met ieder hun eigen expertises. De missie, die niet mis kon gaan staat plotseling op springen. Terugtrekken kan Obediah zich niet. Hij is voor de klus benaderd omdat hij gesnapt was voor het vervalsing. Geeft hij nu op dan wacht hem alsnog een zware gevangenisstraf. Hij besluit de expeditie daarom op goed geluk te voltooien.

Auteur

De Duitse journalist Thomas (Tom) Hillenbrand (1972) studeerde Europese politicologie en schreef onder meer voor Handelsblatt, Spiegel Online en Financial Times Deutschland. Hij schreef eerder fictie en thrillers en won daarmee verschillende prijzen. Dit is zijn eerste historische roman.

De schrijver neemt ons mee naar een verleden dat in de eeuwigheid dichtbij is, maar in leefwijze zo afwijkend van ons bestaan dat verbazing, regelrecht ongeloof en volledige herkenning om de beurt bij de lezer de boventoon voeren. Voor de Nederlandse lezer – en zeker voor hen die Amsterdam kennen – geldt dat natuurlijk helemaal waar het verhaal zich in die stad afspeelt. Wie uit de geschiedenis van de Gouden Eeuw de ‘tulpengekte of tulpomania’ kent, ziet overeenkomsten met dit koffie-verhaal. En wat is een tulpenbol nu nog waard, wat doet een koffieplant op de markt en – om de lijn naar het heden door te trekken – wat werd er tijdens de ‘internet-hype’ geen goud voor die handel betaald?

Obediah en zijn kornuiten in de misdaad beleven tal van avonturen. De auteur heeft diepgaand onderzoek gedaan. Hij trakteert zijn lezers op een duikboot, gemaakt door Cornelis Drebbel en op een mechanische bediende, een automaton, die de klokkenexpert Christiaan Huygens op diens signaal een keurig glas port serveert. Het zijn maar voorbeelden. Feitjes en weetjes in soorten en maten. Neem de gruwelijke beschrijving van de behandeling die Obediah in de ‘waterkamer’ ten deel valt. Hij moet letterlijk ‘pompen om niet te verzuipen’, nu weten we meteen waar die uitdrukking vandaan komt.

Een voortreffelijke spannende historische roman met een prachtige sfeertekening. Een boek om van te genieten.

Tom Hillenbrand – De koffiedief. Vertaald uit het Duits (Der Kaffeedieb) door Merel Leene. ISBN 978-90-225-8001-1. 446 pagina’s, €19,99. Amsterdam: Uitgeverij Boekerij 2017.

Noot van de recensent

In Duitse en Engelse recensies wordt de auteur geprezen om zijn vlotte verteltrant en zijn virtuoze stijl. Er mankeert niets aan het verhaal an sich, maar die geweldige stijl ontdek ik niet. Zou dit aan de vertaling kunnen liggen? De lezer stuit continu op vreemde woorden als: izabel-kleurig, hockney, haggis, preegstempel, farthing, engageantes, chalumeau, cabochons, agrages…. Het is maar een kleine keuze. Achterin het boek staat een woordenlijst, maar deze woorden staan er niet in. Wie wil weten wat zij betekenen zal een Dikke van Dale en/of een Frans woordenboek moeten raadplegen. Wordt de doorsnee lezer geacht deze woorden te kennen? Nog even haggis, een traditioneel Schots gerecht, maar wat moeten we met iemand die eruit ziet als een ‘haggis met pootjes’?

Moet je blijmoedig over dergelijke woorden heenlezen zonder je druk te maken om de betekenis?

Dit bericht is geplaatst in Alle Boeken, Geschiedenis. Bookmark de permalink.